259
gens de gegevens, welke men bezatzouden in den weg staan. Daar
bij noemde ik niet alleen kampongs en sawahs, zooals O. het doet
voorkomen, maar ook de dubbele heggen en andere terreinhinder
nissen, die blijkens de rapporten der verkenningen bij de eerste
expeditie, een geregeld oprukken zouden belemmeren, en de moe
rassen (rawahs) die volgens Inlandsche berichtgevers zich van
Kotta Petjoet tot dicht bij de zuidergracht zouden uitstrekken en
bij vloed voor kleine schuiten zouden bevaarbaar zijn; moerassen, op
welke ook de gezagvoerder Boura, die 22 jaren op Atjeli voer, had
gewezen als belemmering tegen eene omtrekking van of een aanval op de
zuidzijde van den Kraton Ten slotte becijferde ik, hoe groot
de macht was, die na het nemen van den Kraton ter beschikking
van den opperbevelhebber stond, en toonde ik aandat deze niet
voldoende was voor het beoogde doel. Dit laatste thans op eene
andere wijze:
Op den 23en Januari 1874 werd overgegaan tot de omtrekking.
De tweede bevelhebber zou de operatie leiden, en ter zijner beschik
king werden gesteld het rechter en het linker halve 2e bataljon Infan
terie, bestaande uit versche troepen, drie dagen te voren, ter sterkte
van 1175 hoofden gedebarkeerd, en het rechter en linker halve 9e
bataljon; terwijl het rechter halve 14c bataljon in gereedheid werd
gehouden om ieder oogenblik ter ondersteuning te kunnen opruk
ken, en drie compagniën Kotta Petjoet en Merdowati Goenongan
bezetten. Niettegenstaande die aanmerkelijke macht, ongeveer 1900
man Infanterie met minstens 390 man Infanterie in reserve, (f)
Bladz. 74, „Open brieven."
(f) Zie hier mijne becijfering:
Rechter en linker half 2e bataljon 1175 man.
w 7) n ^e
Samen
2221
man.
Graat af:
Verliezen en zieken 2e bataljon 7 pCt.
75.
V
Rest voor de omtrekking
1884
man.
Komt bij als reserve -j- bataljon min 25 pCt.
390
Samen 2274 man.