262 hebber niet in den waan had gebracht, dat doorgaan zijne troepen in eene gevaarlijke positie zou brengen? Wat betreft het laatste, nog eene vraag. Wanneer men op den 23en, na den geheelen dag op het terrein ten zuiden van den Kraton te hebben geageerd en met de door middel van gidsen verkregen inlichtingen, nog zóó on zeker was omtrent de plaats, waar men zich bevondhoe zou het dan op den 7en zijn gegaan, toen noch van het terrein om Petjoet, noch van dat ten zuiden van den Kraton iets met zekerheid bekend was De betrekkelijke ligging van den Kraton was vrij voldoende aan gegeven op het kaartjedat aan de troepenmacht bij de eerste expeditie was medegegeven, zegt O. zeer onjuist. In het boekje, dat 0. bedoelt, vindt men, behalve het marine-kaartje, waarop de ligging van den Kraton niet is aangegevenalleen eene „Figuratieve schetsteekening der hoofdafdeeling Atjelizonder schaal, op 't pa pier eene oppervlakte beslaande van nog geen vierkanten palm en waaruit alleen kan worden afgeleid, dat de Kraton ergens in het binnenland, de rivier opwaarts, a cheval, op de beide oevers, van een zijtak moest liggen. Anders is het met het kaartje, dat op den 26en April 1873, dus nog vóór dat de eerste expeditie van Atjeli, terugkeerde, door de uitgevers van „De Indiër" werd verspreid. Op dat '„Kaartje van het tooneel des oorlogs" staat de ligging van den Kraton met betrek king tot de rivier en de Koerong Daroe zeer juist aangeteekend. 't Is blijkbaar een overdruk van het marine-kaartje, maar vervolledigd met gegevens, op het origineel weggelaten en waarschijnlijk na aan komst der expeditionaire macht verkregen, o. a. met een weg van de forten, in welker nabijheid het gevechtsterrein van den eersten dag der landing staat aangeduidnaar Kampong Djaiva en een weg van Kampong Djaiva naar den Kraton. Men was bij de tweede expeditie dan ook volstrekt niet onbekend met de liggingmaar wel met den vorm van en het terrein om den Kraton. Yóór den 160n wist men niet, wat men zuidwaarts zou vinden. Maar al had men dat gewetendan nog zou het onverant woordelijk zijn geweest, eene operatie, die niet mocht mislukken, te ondernemen met eene macht van 1000 man of, de reserve

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 269