19 -
Chapitre II.
Bes formes de la dcléaration de VEtat de sie'ge.
2. L'Assemblee nationale peut seule declarer l'etat de siége, sauf
les exceptions ci-après.
Titre III. Des Fonctions et obligations. Chapitre I. Dispositions générales. Cha
pitre II. De 1 Etat de paix. I. Du Service et de la Police des Places sur le
terrain militaire. 1° Definition et Limites du Terrain militaire. 2° Du Service et
de la Police des Portes et autres issues de la Place. 3° Du Service et de la Police des
fortifications, batimens, établissemens et terrains militaires. 4° Du Service et de la
Police des Travaux militaires. 5° Des Rapports de la Police militaire avec la Police
judiciaire et civile, a. De la Police et des Délits militaires. b. De la Police et des
Délits ordinaires. TT. Du Service et de la Police des Places dans 1' intérieur et dans
le rayon d'attaque. 1° Définition et Limites du rayon extérieur des Places. 2° Police
des constructions et autres travaux civils ou particuliers. 3° Police des rassemble-
mens et passages. 4° Relations de la Police militaire avec la Police judiciaire et
civile. III. Devoirs des Coramandans d'armes relatifs a la defense de la place.
Chapitre III. De 1' Etat de guerre. Chapitre IY. De 1' Etat de siège.
Dit de raadpleging van beide wetten zal men ontwaren, dat in waarheid de over-
groote meerderheid der hier bedoelde bepalingen niet meer van kracht is voor Ne
derland, daar zij sedert 1813 door andere bepalingen vervangen zijn.
Voor de verhouding tussehen het militair en civiel gezag in garnizoenen raadple
ge men nog de art. 14 t/m 17, titel III der Wet van 1,91, hier van minder belang.
Allen, die het door ons behandelde onderwerp in de eerste plaats voor Indië van
belang willen zien, zullen het ons niet euvel duiden, dat wij hier van de wet van
1791, die voor Nederland zelfs weinig waarde meer heeft, eenige artikelen en van
het decreet van 1811 slechts het in het tweede gedeelte van ons opstel aangehaalde
hebben overgenomen. Als men sympathie koestert voor een ondernomen werk, is
het eene gave, zijne stof te kunnen beheerschen. Moge ons dit gelukt zijn.
Bij art. 12 van de Fransche Constitution van 1852 werd het recht voor de in
staat van belegverklaring aan het hoofd van den Staat gegeven. De Heer Eappeijne
van de Coppello bewijst echter, ook uit het Fransche staatsrecht, dat dit recht
even als in België voor Nederland niet berust bij het hoofd van den staat, den
Koning, maar bij de Wetgevende macht. Dat deze meening betwistbaar is, hebben
we reeds vroeger gezien. Voor Indië is deze quaestie van geen belang, omdat alhier
geene lioogere macht dan die van den Gouverneur-Generaal de kolonie in staat van
beleg- kan verklaren.
De wet van 9 11 Augustus 1849 was een gevolg van art. 106 der Constitution
van 1848, waarin gezegd werd, dat bij eene wet bepaald behoort te worden de gevallen,
waarin de staat van beleg zal kunnen worden verklaard en hetgeen daarbij in acht
genomen moet worden en daaruit voortvloeit; eene bepaling, die men in onze Grond
wetten en Regeeringsreglementen steeds gemist heeft.