267 zien, dat het niet genoeg is, op 't oogenblik, dat eene expeditie moet vertrekkeneenige hoopen dwangarbeiders of koelies bijeen te brengen en aan boord van schepen te stoppen, maar dat, in stede van dien, reeds in tijd van vrede eenige duizenden dwangarbeiders ter dienste van het Departement van Oorlog moeten staan om, behoorlijk gedisci plineerd en georganiseerd, in bataljons en compagniën afgedeeld, bij eene te ondernemen expeditie ter beschikking van den opper bevelhebber te kunnen worden gesteld. Trouwens zal ook dit nog weinig helpenwanneer niet ieder officier en zelfs ieder soldaat doordrongen is van de overtuiging, dat het koeliepersoneel in ze keren zin de kurk iswaarop de expeditie drijftzoo dat de goede behandeling en verzorging daarvan even goed aan officieren en soldaten te stade komt als de goede behandeling van het paard aan den ruiter, en het in toepassing brengen van het denkbeeld: „Hoe meer van dat geboefte creveert hoe beter," slechts kan uitloopen op eigen schade." dwangarbeiders naar Lambaroe voor het afhalen van levensmiddelen en materialen. Dikwjjls geschiedt dit dagen achtereen door uiterst drassig terrein en in de hevigste regens, zoodat het transport in een hedroevenden toestand aankomt, en niets hebbende om van kleeding te verwisselennog bovendien den nacht moetende doorbrengen in een ellendig logies (lange loodsen zonder britsen en gedekt met kadjang matten). Voor hunne voeding tegen den volgenden morgen wordt wel gezorgd, doch de meesten zijn nog te stijf om die te halen, zoo dat het dikwijls gebeurt, dat dwangarbeiders zonder voeding op marsch gaan. „De transporten vertreftken in den morgen van den dag na dien van aankomst, en dikwijls sta ik verwonderd, dat menschen in zoo'n toestand nog kunnen marcheeren en zich voortslepen, dikwijls eene vracht dragende, boven hunne krachten, over een terrein, waar aanhoudend militairen van 't geleide van vermoeienis neerzinken. Behalve die dagelijksche diensten moeten zij mede uitrukken en vivres, zieken en gekwetsten vervoeren en toch 's avonds wêer naar Lambaroe, waar 't transport zel den met ledige handen aankomt, daar de zieken, bestemd voor 't hospitaal te Kotta Radja, worden medegegeven". „Geboefte". Ik hoor het woord ongaarne, in den mond van een officier. Het bewijst, dat hij de diensten der kettinggangers niet waardeert. Is dat niet het geval, dan mag ook geene goede behandeling worden verwacht. Omtrent het organiseeren van koeliecorpsen in tijd van vrede, d. i. wat de schrijver wil, leze men in den jaargang 1869 van den „Militairen Spectator" een ar tikel van den Kapitein der Indische Artillerie Jhr. C. H. C. Flugi van Aspermont getiteld: „Denkbeelden over transportschepen en beschouwingen over het nut, dat door het Gouvernement van Oost-lndië uit de indienststelling dier vaartuigen en uit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 274