270 te stellen voor hetgeen veeltijds een gevolg is of van de organi satie en oefening onzer strijdkrachten of van den oorlogstoestand." De laatste woorden had, dunkt mij, O., daar waar het betreft de 2e expeditie, wel mogen ter harte nemen. De voorlaatste alinea van mijn opstel: „Wat ondermijnde de dis cipline in het Indisch leger," hierboven vermeld, luidde als volgt: „Men ziet, dat wij er tot nog toe verre af zijn, te gelooven, dat de goede eigenschappen, die Napoléon III in 1853 toeschreef aan het Fransche leger en die voor eene goede armee onontbeerlijk zijn, onverdeeld in het bezit zijn onzer Indische krijgsmacht. Maar daar om Diet gewanhoopt. Wat minder eigenbaat, wat meer zelfver loochening en plichtbesef, en wij zeggen, zooals Napoléon telegrapheer- de na de nederlagen van Eeichshofen en Forbach „„alles kan nog terecht komen."" Alles is tot nog toe terecht gekomen, maar hoe? De personen- quaestiën, voortgevloeid uit gebrek aan zelfverloochening, gepaard met eigenbaat, geven het antwoord. Op bladz. 443, I. M. T. spreekt 0. van het overtrekken der Koerong Daroe tijdens de omtrekking van den Kraton. Uit het werk van Generaal Verspijck blijkt, dat de Luitenant-Kolonel Van der Heijden bij die gelegenheid op 1000 M. van Kotta Goenongan eene brug liet slaan, die ook gereed kwam; maar toen hij op den rechter oever was overgegaan en op vijandelijke versterkingen stuitte, weder op den linkeroever terugging om bij Getjïl Olehleh 1600 M. meer zuidelijk eene tweede poging te doen, die ook gelukte. Waarschijnlijk werd daar de proef genomen om de steile oevers van bedoeld riviertje door afgraving geschikt te maken voor den over gang der Artillerie, waarvan O. gewaagt. Bij het verlaten \>an het kamp van Satory. Die proef werd reeds genomen bij Djambatan Malikden eersten overgang der Koerong Daroedoor de genietroepen, die zich bij de troepenmacht bevonden, waar bij de Generaal Verspijck zich ophield, toen men, met behulp van zandzakken een dam in die rivier wilde opwerpen. Door den stroom vorderde dit werk echter lang zaam en leverde de dam voor een geregelden overgang weinig zekerheid op. De brug, die toen gelegd werd, had, na de afgravingen, nog eene lengte van 10 bij l*- M. Redactie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 277