274
April. Verlies aan onze zijde 35 dooden en gewonden. Op 6 en
7 Mei bij de operatie, die ook ten doel had„om vijand in Djeroek
„over de rivier te drijven," aan onze zijde 11 dooden en 100 gewon
den. Ging het vroeger anders? Verloor de vijand den moed dooi
de inneming van Getrouw op den 28en Juni 1874, waarbij hij groote
verliezen leed? Volgde toenadering op het nemen van Soerian
op den 26en Juli 1874, waar alleen in de benting 73 vijandelijke
lijken werden gevonden?Werden onze convooien niet meer aan
gevallen, nadat op den len Maart 1876 eene vijandelijke benting bij
Lambaroewaarin de vijand almede 73 dooden achterliet, in onze
handen was gevallen? Wat befceekent, tegenover dit alles, het eene
voorbeeld van Gedoengeen kuststaatjedat feitelijk reeds den 4™ Juni
1878 was getuchtigdwaarmede naar veler gevoelen, daar de comman
dant der colonne aan zijne instructie had voldaan, de zaak zeer goed
als afgedaan had kunnen worden beschouwd, zonder dat door een
tweeden tocht het bezit onzer hoofdvestiging had behoeven te worden
in de waagschaal gesteld?
Maar er is meer. Hoe komt O. er toete zeggendat iets
dergelijks (als bij Gedoeng had kunnen gebeurenwanneer op den
24cn Januari 1874 de colonne Vcm der Heijden niet ontijdig was terug
geroepen? Weet hij niet, dat de vijand ik heb het reeds gezegd
toen V. d. H. in de richting van Longbatta trok, waarschijnlijk om
toen nog de werken van Lampoe Idjoe en Panglima Polim te gaan
oprollenden vijand 17 uren waren gelaten om af te trekken
Heeft hij op bladz. 43 van het werk van den Generaal Verspijck
niet gelezen, dat de colonne V. d. H. [n. b. de colonne, die een Inlancl-
schen vijand, zonder bagage of legertros, die zich zoo noodig ieder oogen-
folik verspreidt, om later weder vereenigd op te treden] „door de moeras
sigheid van de sawali groote moeite had om vooruit te komen?" En
heeft hij het laatste werk van den Generaal V. S. niet gelezen en
gezien, wat de slachting in kampong Longbatta eigenlijk is geweest
De eenige keer, dat men leest van krijgsgevangen; is 't later nooit voorge
komen dat Atjeliers om genade vroegen, of na het veroveren eener benting of stelling
zoo verwond werden gevonden, dat zij niet meer te duchten waren?