en over hoeveel tijd de colonne V. d. H. heeft kunnen beschikken om te vervolgen Het doet mij genoegen, dat O. erkentdat uit de door den Gene raal Van Swieten medegedeelde uittreksels uit zijn journaal blijkt, dat de Generaal destijds (toen de Kraton genomen was) in de meening verkeerde, dat wij met het geheele gewapende volk te doen hadden. Hij had echter ook den verderen inhoud der door hem aangehaalde bladzijden moeten mededeelen, zoo dat een ieder kon zien, dat juist dat algemeen verzet, gepaard aan de wetenschap, dat in een gueril- laoorlog geen beslissende slag is toe te brengen en de verliezen voor den aanvaller gestadig uitputtender worden, den Generaal bewoog tot het aannemen der afwachtende houding (f). Zeker, wanneer de Generaal Van Swieten eigen roem op den voor grond had willen stellen, millioenen schats en duizenden menschen- levens had willen verspillen, om een ontvolkt en verwoest land Bladz. 134 en 135. De colonne V. tl. H. werd om 10| uur in z. o. rich ting gezonden. Men kwam om 11J- uur binnen den Kraton; immers hoorde de Generaal Verspijck toen het Wilhelmus en een hoerah der onzen? Keem uur voor het doorzoeken der veste, 4- uur voor het opruimen der barricadeering van de hoofd poort en J- uur voor het zenden van den last, om de beweging der colonne V. d. H. te staken, aan den 2en bevelhebber, die zich toen te Moendjing bevond, en l- uur voor het overbrengen van den last aan F. d. IIdan krijgt men al 31 uur, die I d. H. beschikbaar heeft gehad, zonder nog in aanmerking te nemen, dat de Generaal Verspijck spreekt „van herhaalde orders", hetgeen doet denken aan nog meer tijds verloop. (f) „Wij hebben te doen met het gansche volk, dat over het land verspreid is, een beslissende slag is niet toe te brongen. Al kan de guerilla het in de gevechten tegen geregelde troepen niet volhouden, zij brengt toch gevoelige verliezen toe, die uitputtende gevolgen hebbenals ze niet gestadig worden aangevuld". „De waarheid, enz.", bladz. 309. „In Atjeh hebben we echter nog alles tegen ons met uitzondering van het kleine landschap MarassaIdem 316, „Er bestaat echter een groot ver schil tusschen den souverein van een land, die een maatregel van politie neemt om eene kleine rebelleerende minderheid in bedwang te houden, en een overweldiger, die zich in het midden eener vijandige bevolking vestigt, waarvan allen, zoowel de genen, die hij wil beschermen, als degenen, die afgekeerd worden, de wapenen tegen hem keeren en hem op allerlei wijzen afbreuk trachten te doen". In eene noot onder het stuk van O. wordt gesproken van de telegrammen van Gene raal F. S. Dienaangaande veroorloof ik mijte verwijzen naar do negen eerste blad zijden der brochure: Atjeh gedurende de 2e expeditie en later".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 282