342 gewenscht, ja noodzakelijk, liet afwijken in de toepassing van tactische beginselen (veroorzaakt door bewapening, getalsterkte, volksgeest, enz), door de tegenpartij te kennenom daarop bij eigene handelingen bedacht te zijn; maar men mag zijne gewoonten niet zóódanig veranderen, dat beide partijen eene zelfde wijze van oorlogvoeren volgen. Dan zou de oorlogs kans voorzeker zeer ten nadeele zijn van den bevelhebber, die zich schikte naar zijne tegenpartij. Ook is het niet de oude sleur, welke van vader op zoon overgaat, maar zijn het wel degelijk de nieuwe scheppingen in de oorlogsvoering, die den aanvaller de meeste kansen verleenen om te overwinnen. De tactiek heeft geene vaste regelszij is geene positieve weten schap. De Grieksche phalanx voerde Alexander den Groote op den weg der verovering, en door krijgslisten van nieuwe vinding en uitvoering bracht Hannibal Rome op den rand van het verderfhet was Epaminondas die zijne vijanden versloeg met eene nieuwe slagordestellingterwijl Gustaaf Adolf door toepassingen van de hervormingen van onzen Manrits van Oranje en van zijne school een groot en gelukkig veldheer werd. Frederik de Groote bracht met zijne linietactiek Pruisen tot den rang der groote mogendheden, en met eene nieuwe strijdwijze (tirailleeren) verdreef Washingtonmet behulp van Lafayettede krijgshaftige troepen van Groot Brittanië uit het grootste deel van Noord Amerikaterwijl Napoleon I met zijne colonnetactiek en een vernuftig gebruik van groote reserven zijne sterkere tegenstanders versloeg. En wat zien wij in de oorlogen van 1859, 64, 66 en 70/71, welke in zeker opzicht een nauw verband met elkander hebben Debij een door Napoleon III uitgevaardigde instructievoorgeschreven methode tot een krachtig offensief optreden bekroonde de theorie van de Fransclie aanvalstactiek in den Italiaanschen veldtocht tegenover de stellingtactiek van de Oostenrijkers. 'Deze laatsten, door onmiddelïjk den geest van hunne oefeningen en reglementen te ver anderen, als gevolg van de heerschende meening, dat de overwinningen van de Franschen aan een overal offensief optreden moesten toegeschreven worden, vervielen in 1866 in een ander uiterste, door onoordeelkundig steeds aanvallend op te treden in een strijd tegenover de betere vuur wapens van de Pruisen. De Franschen haastten zich daarop een achtcr- laadgeweer aan te schaffen, boter dan het toenmalige Pruisische. De beoefening van den aanval werd echter op den achtergrond geschoven alle aandacht alleen op het vuurgevecht gevestigden toepassingen van kunstmatige dekkingsmiddelen werden overdreven. Von Moltke had de fouten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 349