349 kunnen gewezen worden. Tweedracht en verkeerde leiding hebben veel kwaad gedaan; want al had en heeft een enkel flink chef een tijdlang de teugels op waardige wijze in handenhet meerendeel van de comman danten was niet geschiktgoede Indische Cavalerie te vormen en te behouden. In do laatste jaren ziet men in Indië meer en meer niet tot dat wapen behoorende voorstanders optreden voor het behoud en zelfs de vermeerdering van onze Cavalerie, in tegenstelling van een nog niet lang geleden af breken van al wat tot dat wapen behoort door personen, die, geleid door verschillende drijfveeren, niet konden weten, hoe Cavalerie op het oorlogs terrein, zoowel tegen een Inlandschen vijand als tegen een buitenland- schen veroveraar moest gebruikt worden. Zelfs nu nog wordt de ontwikkeling van dat zoo zeer geteisterde wapen zonderling behartigd. Aanvulling van officieren schijnt ter zijde te zijn gelegd en met de aanvulling van paarden wordt naar onze meening ook zonderling omgesprongen. Maar laat ons daarover niet verder uitweiden. Cavalerie heeft veel en aanhoudend oefenen noodig om raenschen en paarden voor oorlogstoestanden geschikt te maken, terwijl het behoorlijk africhten van paarden en het opleiden van de ruiters veel tijd kost. Want niet alleen moet de cavalerist door het aanbrengen van de juiste hulpen zijn paard kunnen besturen, maar hij moet zich ook op allerlei terreinen weten te beholpen en de wijze kennenzijn paard steeds meestor te blijven. Gijmnastiek tot ontwikkeling van de voor een ruiter zoo noodige lichaamskrachten en tot opwekking van zelfvertrouwen, schermen met fleuret of degen om het onnoodig vermoeiend zwaaien van de sabel te voorkomenexercitiën te voet om zelfstandig te kunnen optreden en orde en tucht te leeren, schietoefeningen met zijne karabijn om zijn vuurwapen goed te kunnen gebruiken, ordonnance-, kondscliaps- en verkennings- dienstenenz., enz., allemaal oefeningen, die veel tijd kosten en geen van alle mogen nagelaten worden. Onze Indische Cavalerie kan dit alles leeren en dan uitstekend tegenover Inlandsche en buitenlandsche vijanden gebruikt worden, om werkelijk hoogst nuttig te zijn, maarre glementen, bewapening, bepakking, uitrustingoefeningen, enz., enz., moeten veranderd worden en tevens aan goed personeel worden gedacht. Hierboven hebben wij aangevoerddat ous leger, zoo als het heet, ook den verdedigingskamp moet weten te voeren tegen een buitenlandschen vijand. Maar is dat wel zoo De prediking door Nederland in Indië tegenover andere volken van zijn onbeperkt recht van bestaan, gegrond op zijne antece denten, op zijn gevoel van eigenwaarde, op zijn besef, dat het die onaf-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 356