851 plaats noodig, niet zoozeer om tegen een buitenlandsehen aanvaller te kunnen optreden; want men zegt, dat dit nooit noodig zal zijn, zoodat, hoe krenkend en onaangenaam voor het Nederlandsch gevoelmen zich toch langzamerhand zal moeten gewennen, aan niets anders te denken dan aan het zich oefenen voor en het optreden in den kamp tegen Inlandsclie vijandenmaar om met goed gevolg expedition te kunnen uitzenden, zonder de achterblijvende troepen te veel af te mattenzoo als helaas thans het geval is, zeer ten nadeele van 's lands schatkist, van de krijgstucht en van de oefeningen. Men hoort door mannen van gezag wel eens zeggendat liet gelijk is of de thans aanwezige troepen in Atjeh daar blijven dan wel naar Java terugkeerenmaar liet zij met bescheidenheid opgemerktdat zulk cene bewering voor geene kennis van zaken pleit; want nergens is meer verslapping van krijgstucht, nergens wordt de troep minder goed geoefend dan onder omstandigheden, als die thans in Atjehniettegenstaande alle moeite door hoofd-en subalterne officieren aangewend om daarin verbetering te brengen. In alle legers, onder gelijke conditiën verkeerende, is steeds hetzelfde opgemerkt. liet staatsbelang gedoogt geene zwakke strijdmacht in In die. Bij expeditiën tegen Inlandsclie vijanden behoeft de Cavalerie in de eerste jaren zeker geene repeteerkarabijn; want wat baten zulke wapenen zonder cavaleristen? Bovendien, de lïeMMff/tcm-karabijn heeft een goed schot tot 600 pas (378 M.); en is dat niet voldoende tegen Indische vijanden? Hoe schiet onze Infanterie te veldeniettegenstaande al de moeite welke voor de schietoefeningen in de garnizoenen genomen wordtgetuige de reglementen en de scliietstaten Laat ons hot antwoord daarop schuldig blijven, om niet beschuldigd te worden van bijna alles af te keurenwat de tegenwoordige toestand oplevert. En tegen een buitenlandsehen vijand kunnen wij ons niet verdedigen, zoodat uit dat oogpunt geene repeteerkarabijn voor de Cavalerie noodig is. Moge het verlies van Indië nimmer aan Nederland doen leeren, dat hoe groot een binnenlandsche ramp zij, het prijsgeven van onze koloniën een groote en bijna onoverkomelijke ramp is, waarvan do voorkoming door geene verliezen en geldelijke opofferingen immer te duur kan gekocht worden Z.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 358