860 had moeten plaats hebben. De gemiddelde breedte is 140 M.afwisse lende tusschen de 80 en 200 M.; zij omringen de geheele oost- en zuid zijde. En de bamboe-doeristruiken 0. heeft vergeten, me de te deelen, dat op den 28en April 1875 eene gezondheidscom missie in Atjeh kwam en dat deze o. m. voorstelde ophooging van het terreplein der vesting en, ter bevordering van de doorstraling van lucht, opruiming der haar omgevende bamboe-doerihaag, en dat maar is het niet beter, iemand te laten spreken, die zeker niet zal gedacht hebben, dat hetgeen hij op 't papier bracht, zou dienen als wapen ter bestrijding der aanvallers van den opperbevelhebber der 2e expeditie tegen Atjeh. Die persoon is de genie-officier, die in het I. M. T., tweede aflevering van 1879, de pen opnam tegen den schrijver van het opstel„De agressieve politiek te Atjeh", voorkomende in de October- en November-nummers van het „Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië" van 1878. Deze zegt: „De wal len en vooral de hooge bamboe-doerihaag op den berm be letten eene behoorlijke luchtverversching. Zij waren omgeven door stinkende grachten en poelen. Binnen de enceinte waren lijken begraven geworden, (f) Yoor logies geschikte gebouwen vond men er niet. Achtereenvolgend heeft men nu de bamboe-doerihaag verlaagd, waarna deze is gaan kwijnen en later geene defensieve waarde meer had (ik cursiveer), zoodat zij moest worden opgeruimdde wal len gedeeltelijk afgegraven en. door houten palissadeeringen op de hoeken vervangenden door de afgraving verkregen grond gebezigd tot aanvulling van moerassen." (ff) Zie daar twee tegen standers van den opperbevelhebber. Beider doel is, zijne verdiensten in het oog van natie en leger te verkleinen. Ze slaan echter Zie de kaarten van 1874, 75 en later. Zie ook de „Beschrijving van den Kraton van Groot Atjeh," Landsdrukkerij, 1874 Deze is afkomstig van den chef der opne mingsbrigade, den Kapitein F. Von BaJlusechdie ook de daarbij behoorende kaart liet maken en het terrein liet opnemen. De enkele struiken, die O. zag. (t) Dat de Kraton eene oppervlakte had van 16,6223 bunders ruim 23 bahoe, nog iets grooter dan het Waterlooplein met omringende wegen tot aan de Gouver- nementsbureaux wordt altijd vergeten. Waardoor O. er met een aanloopje over kon. De palissadeering, die O. zag. (ff) Die er volgens O. niet waren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 367