361 verschillende wegen in. De een schildert met de donkerste kleuren, wat de andere bijna geheel wegcijfert. En om de kroon op alles te zetten, vertelt O. op bladz. 459 aan ernstige mannen, offi cieren, want ik moet aannemendat zijn opstel voor hen bestemd is„Dat hij (de vijand) toen (tijdens het vertrek van Van Smeten en later het niet gewaagd heeft, dien (den wal) te overschrijden, moet worden toegeschreven aan vrees van zijne zijde en waakzaam heid aan de onze, maar toch zou hij er eindelijk toe gekomen zijn. Wel zeker, wanneer de onzen waren gaan slapen, en de vijand had durven doordringenHeb te doen met een moedigen vijand en eene slapende bezetting, en de sterkste vesting van de wereld wordt genomen. Maar de vijand was bevreesd en wij waren waakzaam. Dusde Atjehers konden den Kraton niet nemen en hebben het ook nooit beproefd. Zelfs een enkele geestdrijver is er nooit binnen gekomen In ieder geval O. kon, neen moest weten, dat de Kraton van 1877 niet was de Kraton van 1873 en 1874.Ik wil aannemen, dat hij nooit heeft gevraagd, waarom die wallen toch eigenlijk waren afgegraven, en hoe het toch kwam, dat de bamboe-doerihaag, waarover zoo veel geschreven en gesproken was, niet meer bestond, liever, dan zelfs maar te onderstellen, dat hij tegen beter weten in zaken heeft te boek gesteld, die nog een loodje in de schaal konden leggen bij al hetgeen tegen V. S. was aangevoerd. Dit aannemende, is zijne oppervlakkigheid echter beneden alle critiek. 0. noemt mij een eerlijk man. Misschien als eene vergoeding voor de pogingen, die hij aanwendt om het publiek te doen gelooven, dat ik bij 't samenstellen mijner brieven niet bijzonder eerlijk ben te werk gegaan. Of doet hij iets anders, wanneer hij mijne cijfers voorstelt als niet te vertrouwen en mij woorden in den mond legt, die ik niet bezigde? 0. is onjuist, wanneer hij zegt, dat ik spreek van de 4500 aange worven Chineesclie en Inlandsclie werklieden, die op den len Juli 1878 in het rijk van Atjeli aanwezig waren „en dus konden worden aan gewend bij de operatiën in de XXII moehimsDe gecursiveerde woorden, mij door hem in den mond gelegd, heb ik niet gebezigd. Ik heb alleen gezegd: „Op den len Juli 1878 in het rijk van Atjeh

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 368