362 aanwezig." Overigens, nu hij mijne cijfers in verdenking brengt, hieronder de gedetailleerde opgave. Ze is gegrond op volkomen vertrouwbare opgaven. Den redacteur van het Indisch Militair Tijdschrift zal ik mededeelen welke ik acht het onnoodig, dit hier te doen, al is het mij zonder eenig voorbehoud toegestaan. Op den len Juli 1878 waren in Atjeh bij de Genie in dienst: Chineesche werklieden979 Inlandsche werkers1806 en Europeesche opzichters47 samen2117 Dwangarbeiders waren aanwezig2776 samen4893 Dus na aftrek der Europeesche opzichters, 352 man meer dan het getal, door mij genoemd. Dit is echter niet alles. Blijkens het voorkomende op bladz. 8 van het „Koloniaal Verslag" over 1878, waren op het einde van 1877 in Atjeh gevestigd Chineezen3200 Daarbij kwamen gedurende 1S78, blijkens opgave op bladz. 11, verslag 1879, een aantal van 5007 Chineezenof gerekend, dat de aanvoer over het 1° en 2° halfjaar gelijk was, t/m 1 Juli 2504 samen5704 Gedurende 1878 keerden terug 2564 Chineezen ot tot 1 Juli 1282 Rest4422 af 5 °/0 sterfte tot 1 Juli222 Rest op 1 Juli4200 van welk aantal, in aanmerking nemende, dat het Gouvernement voor 2624 van de in 1878 aangevoerde 5707 Chineezen passage betaalde, gerust mag worden aangenomen, dat 2000 man beschikbaar waren als koelies. Derhalve op 1 Juli 1878 in Atjeh aanwezig niet 4500, zoo als ik in mijne „Open brieven" opgaf, maar 6893 koelies, werklieden en dwangarbeiders, behalve de pikolpaarden en pedatis, waarvan ik het aantal niet weet, maar die gebruikt werden, de eersten zelfs verder dan Lambaroezoo als blijkt uit het telegram van 27 Juli 1S78, waarin wordt melding gemaakt van een van Senelop komend transport, vermeerderd met dragers en „lastdieren". Ook dit is echter nog niet alles. Het aantal dwangarbeiders, in Atjeh aanwezig, was op den 1™ Augustus 1878 van 2776 op 1 Juli,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 369