365 de zelfde waren en ook de vijand van 1878 niet meer was die van 1873; terwijl hij zich maar niet schijnt te kunnen voorstellen, dat V. S. met de 1939 valide dwangarbeiders, die hem na het nemen van den Kraton overblevenniet naar het binnenland is kun nen oprukken om den vijand een beslissenden slag, toe te brengen, waarbij deze eenige honderden liet liggen, geen bosch heeft kun nen laten opruimen, waarvoor in 1878 en later Cliineesche koelies gebruikt werden; in één woord niet heeft kunnen voldoen aan al de eischen, die door Borel en andere criticasters zijn gesteld. Ook de juistheid mjjner opgave omtrent de sterkte, waartoe in 1878 de krijgsmacht in Atjeh werd opgevoerdbrengt 0. in ver denking. Pertinent durft hij verklaren, dat er in 1878 en 1879 nimmer 10000 valide ge we er dragende" (ik cursiveer) manschappen in Atjeh „zijn aanwezig geweest."— Zeer waar! O. had zijne verklaring wel onder aanbod van eede kunnen afleggen.— Maar wat beweegt hem, zijne lezers, waarvan waarschijnlijk een zeer groot aantal de „Open brieven," niet heeft gelezen of zich den inhoud er van niet meer met juistheid herinnert, in den waan te brengen, dat ik gesproken heb van 10000 valide geweer dragende manschappen, wetende, dat ditonjuist is?- Er staat op de door hem aangehaalde bladzijde 244: „Bataljons op bataljons ver trekken daarop naar Atjeh en de krijgsmacht (ik cursiveer) wordt opgevoerd tot 11000 man, waarvan meer dan 10000 man in Groot Atjeh zelf."— Of behooren officieren, Artillerie, Genie, Adminis tratie, Geneeskundige dienst, Hospitaalpersoneel, enz., enz., niet tot de krijgsmacht? Waren de 5000 man na het nemen van den Kraton (bladz. 129, „Open brieven"), uitmakende de legermacht'' (ik cursiveer het wo ord, dat ik gebruikte) van den opperbevelhebber der 2e expeditie, allen valide geweerdragende manschappen liet doet mij leed voor O., dat hij mij met zulke wapens bestrijdt. "S oor 1939.— Zie de berekening op bladz. 127, „Open brieven." Men vergelijke daar- mede al de hulpmiddelen, waarover men in 1878 beschikte en de noodzakelijkheid, waarin men zich toen bevond, reeds 14 dagen na het begin der operation eene poging te doen om, door misleiding, Atjehers tot het verrichten van koeliediensten te bewegen!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 372