372 mogelijkheid worden afgeleid, dat de kanonnen werden gevraagd om er niet mede te schieten Spot doodtzegt het spreekwoord, maar dan moet de spot gegrond zijn, andersO. vergeve mij, dat ik het zeg ontaardt die in zeer ongepaste aardigheden, schijnbaar ten doel hebbende, het publiek op een dwaalspoor te brengen. Ook op onze positie na het vertrek van Generaal Van Swieten kom ik nog eens terug. Waarom heeft O. het voorkomende in N°. XXII en XXIII der „Open brieven" niet weerlegd? Grondig weer legd. Zoo als dat behoort. Niet door woorden te critiseeren, die hij zelf op 't papier stelde, en zich dan met stopwoorden b. v. „'t is wel naïef" van de zaak af te maken? En waarom wijst O. op bladz. 455 op de vergeefsche poging om het zuiver verdedigende stelsel in 1877 in zijn vollen omvang toe te passen Weet hij niet, dat wij ons toen reeds hadden laten verleiden om naar het binnenland te gaandat onze stelling te uitgebreid was gewordenom bij toepassing van het zuiver defensieve stelsel geene teleurstelling te veroorzaken; en dat wij toen, en wel van af het vertrek van V. Sreeds geheel iets anders gedaan hadden dan uit lokken tot toenadering? "W at betreft de blokkade, blijf ik bij mijne meening en laat O. de zijne. O. is „het met de tegenstanders der verwoestingspolitiek eens, dat de brandfakkel een nadeeligen invloed op den Atjelisclien oorlog heeft gehad", maar zegt hij: „wat moet men in de gegeven omstandigheden doen om den vijand afbreuk te doen, dat toch in eiken oorlog op den voorgrond staat"? Onbewust slaat O, hier den spijker op den kop. Zijn denkbeeld is dat, hetwelk sedert Van Swieten's vertrek den geheelen Atjeli-oorlog beheerscht heeft. Den vijand afbreuk doen, wat het ook moge kosten, hoe en door welke middelen ook; afbreuk doen tot dat men er zelf zieltogend bij neervalt.Oorlog voeren op de wijze van Tartaren-zwermen en geheel vergeten, dat de middelen, d'.e bij het bekampen van den vijand worden aangewend, slechts dan goed zijn, als zij voor den aanvaller in stede van schade, aanmerke- Zie de noot, bladz. 637, maileditie N. R. C. 1877. Zie ook de brochure„Atjeh gedurende de 2e expeditie en later".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 379