374
en was hij geen voorstander geweest van eene wijze van oorlogvoe
ren, zoo als door de moderne begrippen van het volken- en oorlogs
recht wordt voorgeschreven, niemand zou er aan gedacht hebben, af te
wijken van de beginselen, neergelegd in de instructiën, die wijlen de Ge
neraal Kroesen het zij tot zijne eer gezegd vóór het vertrek der
eerste expeditie den bevelvoerenden Generaal deed toekomen. Wat
den Generaal Van Swieten betreft, hij kan gerust zijn. Nooit gelastte
hij, wat anderen gelast hebben-. En de oneenigheid, uitgebarsten in
't vijandelijk kamp; de smaadredenen waarmede vroegere bondgenooten
worden overladen, kunnen door hem als een zeker voorteeken be
schouwd worden, dat hem eenmaal zal worden recht gedaan.
Ik eindig. Er behoorde moed toe, te schijven met de zekerheid, dat
mijn arbeid door de meesten, als handelende over een afgezaagd thema,
ongelezen zal worden ter zijde gelegd, en door hen die er nog notitie van
nemen, zal worden beoordeeld naar enkele scheef voorgestelde of uit
haar verband gerukte zinsneden, zoo als is geschied. Maar recht
en billijkheid gaan vóór allesWelk eene zware taak O. mij ook
oplegde, ik heb, hoeveel moeite het mij ook kostte, niet gerust voor-
zij was afgewerkt. Moge mijn arbeid later, als de hartstochten
zijn uitgedoofd, voor den onpartijdigen geschiedschrijver eenig nut
hebben.
Batavia26 Juni 1881. Niclou.
NASCHRIF T.
„Op bladz. 172 mijner „Open brieven aan den Heer BoreV
't was in Juni 1879 schreef ik:
„Nadat, de Atjehers de XXV moekims met een gedeelte der
XXII en XXVI moekims verloren hebben, duizenden woningen
zijn in de asch gelegd, rijstvelden zijn verwoest, opgeschuurde padi
is verbrand en vruchtboomen zijn omgekapt, blijft de bevolking-
van het nog niet veroverde gedeelte, versterkt door hen die uit
hunne haardsteden verdreven werden, nog altijd in haar verzet vol
harden. De middelen, door den Heer Van Bees, eerst in het „Va-