375 derland" van 24 Januari 1876 en later in zijn advies aan den Minister van Koloniën aangegeven, als geschikt om vrouwen en kinderen te doen terugkeeren, hebben nog niet de uitwerking gehad, die hij verwachtte; maar daarentegen is de waarheid der stelling, dat een land door de kracht der bajonetten veroverd, ook door de kracht der bajonetten moet behouden worden, in Atjeh volkomen bevestigd. „Zeker, wanneer wij volhouden, 't eenige wat wij thans kunnen doen, zal" ook daar de zwakkere het onderspit moeten delven tegenover den sterkere. Maar nogmaals stel ik de vraag wat dan Hoe veel menschenlevens en schatten zullen dan verslonden en hoeveel menschen en schatten zullen daarna nog noodig zijn om te blijven, waar wij nooit hadden moeten komen, dan op den langen weg, door het vasthouden van een eens aangenomen beginsel en door 't aan den dag leggen van 't geduld onzer voorouders?" Kaar aanleiding van dit fragment uit mijn 18en brief, schreef Jiir. Mr. J. K. W. Quarles van Ufford in eene noot, behelzende eene korte vermelding van mijn schrijven aan den Heer Borelop bladz. 247 van „De Economist" van Februari 1880 als volgt: „Bijzonder trof ons o. a. zijn betoog op bladz. 172, dat een, dooi de kracht der bajonetten veroverd land, ook alleen door de kracht dei- bajonetten kan behouden worden. Dit punt wordt telkens door hem aangedrongen, verklarende hij zich ook een bepaald tegenstander van het in brand steken der kampongs, vooral na een bevochten zegepraal, wanneer de noodzakelijkheid dit niet gebiedend vordert. - Zie daaromtrent ook zijn betoog in het „Indisch Militair Tijdschrift van Dec. j. 1., bladz. 528. Hoe logisch zijn betoog ook lclinke, is het toch ten zeerste te hopen, dat zijne conclusie onjuist blijke, omdat er anders na de herhaalde tuchtigingen en brandstichtingen van het vorig jaar aan den oorlogstoestand in Atjeh nog niet spoe dig een einde zou komen, de onderwerping althans niet wel ge meend zou zijn. Is de hoop van den heer Quarles van Ufford verwezenlijkt: Heeft de ondervinding der twee laatste jaren geleerd, dat mijn be toog slechts in schijn logisch, maar in werkelijkheid onoordeelkundig was? Is de oorlogstoestand in Atjeh na „de herhaalde brandstich tingen en tuchtigingen" van 1879 geëindigd? Blijkt de onderwei--

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 382