376
pmg, daardoor verkregen, welgemeend te zijn? Kan het in Atjeli
door de kracht der bajonetten veroverde gebied anders dan door
de kracht der bajonetten behouden worden? Men leze de be
lichten, die uit Atjeli sedert den 26en Juni 11., de dagteekening, dat
ik bovenstaand opstel den redacteur van het „Indisch Militair Tijd
schrift" aanbood, weder werden medegedeeld en men zal moeten
erkennen, dat de Heer Quarles van Uffonl zich in Februari 1879
vleide met een ijdelen wensch, toen hij ten zeerste hoopte, dat
mijne conclusie zou blijken, onjuist te zijn. Helaas, trots het uit
hun verband rukken mijner woorden, het verdacht maken mijner
vertrouwbaarheid en den spot van Ora.ncj blanda in de Juli-afle-
vering van den „Indischen Gids" van dit jaar, heeft de uitkomst
bewezen, dat ik juist zag, de voorstanders der afschriktheorie daaren
tegen dwaalden. Kon het anders? HeenDe geschiedenis was daar
om te leeren, wat zou gebeuren. Ten rechte waarschuwde dan ook de
Kapitein A. Hendriks, in 1840 Majoor, aanvoerder der expeditie tegen
Tanette en eenige jaren later als Luitenant-Kolonel in de Molukken
overleden, in een manuscript van de jaren 1837 en 1838, op
genomen in het „Indisch Militair Tijdschrift" van dit jaar, op
giond zijner ondervinding in den Padri-oorlog, tegen het vervol
gen van den vluchtenden vijand door geregelde troepen, omdat deze
zich daardoor dikwijls laten verleiden om met de Maleiers te rooven
en te branden daarbij de nadeelige gevolgen, die uit het zwaaien
van den brandfakkel en het plunderen der woningen voortvloeien,
zoo juist schetsende, dat men bijna zou zeggen, dat een voorspel
lende geest hem bewoog, te schrijven met het oog op hetgeen men
in Atjeh ziet gebeuren, die schadelijke gevolgen nog nader aantoo-
nende, door zich, sprekende over brandschatting, als volgt uit te drukken:
„Hadeeliger en ongeoorloofd is het, wanneer men toomelooze huip
il oepen alles ziet plunderen en verbranden, waarvan de gevolgen
nog jaren achtereen door de bevolking worden gevoeld en derhalve
ook voor ons nadeelig zijn."
In de brochure „Atjeh gedurende de tweede expeditie en later"
Bladz. 125.
Bladz. 126.
(t) «Toomelooze hulptroepen"!!!