379
Vergelijken wij de trefkans: van de Coehoorn-mortieren met die van
de voorlaadkanonnen van 8cm Berg, dan zijn de eerste zóó in het
nadeel, dat dit reeds reden genoeg zou zijn om deze mortieren voort
aan zoo weinig mogelijk mede te voeren. Volgens het „Handboek
van Seijffardt en Van Pesch heeft men met deze mortieren op 300
pas, op een vierkant van 50 M. zijde, 50°/o treffers. Volgens de
oudervinding, die wij bij verschillende proeven en oefeningen hebben
opgedaanwordt het aantal treffers op de grootere afstanden allengs
minder, zoodat op 900 pas slechts op hoogstens 15°/0 treffers mag
gerekend worden.
Bij het kanon van 8cm Berg bedraagt het aantal trefferswanneer
geworpen wordt met de granaat, voorzien van de schokbuis, model
Kuhnop een vierkant van de zelfde afmetingenop
300 pas 85%
400 76%
800 50% en
1200 40%
Daarenboven springen bij het kanon door de goede werking van
de Kuhnhuïs bijna alle granaten, terwijl dit bij de mortieren zeer
dikwijls niet het geval is. Zonder overdrijving kan dit aantal op
25% gesteld worden.
Door de invoeringdie eerstdaags zal plaats hebbenvan de tem-
peerzundertjes zal hierin waarschijnlijk wel verbetering worden ge
bracht, doch men zal toch nog niet zoo zeker zijn van het springen
der granaten als bij de schokbuizen.
Het worpvuur van het achterlaadkanon van 7,5om Berg zal zeker
niet achterstaan bij dat van het voorlaadkanon van 8cm Berg
de mortieren zullen dus ten opzichte van eerstgenoemd kanon nog
meer in het nadeel zijn.
Volgens onze meening zal men dus zeer in het belang van de zaak
handelen, wanneer men de mortieren zoo spoedig mogelijk bij de bergbat-
terijen doet verdwijnen en die ook zoo min mogelijk te velde medevoert.
Is het terrein echter van dien aard, dat liet medenemen van ka
nonnen geheel onmogelijk is, zoo moet het aantal mede te voeren
mortieren zoo groot mogelijk zijn, ten einde de slechte trefkans door
een groot aantal vuurmonden te neutraliseeren. Wij achten daarom