380 liet medenemen van 1 of 2 mortieren bij kleine expeditiën van zeer weinig waarde, tenzij ze als bang makers moeten gebruikt worden. Onze Inlandsclie vijanden zijn echter ook niet meer de zelfde van 50 jaren geleden; hunne bewapening en kennis van vuurwapenen zijn, dank zij onze Eugelsclie naburen, veel vooruitgegaan; wij zullen daarmede bij onze aanstaande expeditiën wel rekening moeten houden. Zoo als hierboven reeds gezegd is, werd in 1877 voorgesteld om in plaats van de mortieren eene 4° sectie kanonnen bij de bergbat- terijen in dienst to stellen, dus het aantal kanonnen per batterij van 6 op 8 te brengen. Finantieel zou deze wijziging voordeelig geweest zijn, daar voor de bediening en het vervoer van eene sectie kanon nen, met de daarbij bekoorende munitie der le en 2e linie, minder personeel noodig is dan voor het vervoer en de bediening van zes mortieren met daarbij behoorende munitie; doch wij vragen of deze vermeerdering met 2 vuurmonden per batterij uit een tactisch oog punt wenschelijk zou zijn geweest. Volgens onze meening niet, daar zelfs de tegenwoordige formatie van 6 stukken ons voor eene bergbatterij nog te groot voorkomt. Wij zijn dan ook groote voorstanders van de formatie van 4 kanonnen per bergbatterij. Eene dergelijke batterij kan toch in haar geheel op de meeste terreinen in stelling gebracht worden, is door den bat terijcommandant gemakkelijk te overzien en met de stem te comman- deeren en heeft geen te grooten nasleep, wat vooral in berg- en ge accidenteerde terreinen groote voordeelen heeft. Wij zouden haar, wanneer een bataljon Infanterie compleet uitrukt, daarbij wenschen in te deelen en haar, zoolang het bataljon vereenigd blijft, in haar geheel willen laten, daar eene versnippering te velde moet vermeden worde,n. Wordt het bataljon echter opgelost, dan moeten de beide sectiën Artillerie daar worden ingedeeld, waar zij het meest noodig zullen zijn. De batterijcommandant blijft dan bij den bataljonscommandant, ten einde deze met zijn advies in artilleristische quaestiën ter zijde te staan. Eene dergelijke regeling heeft het voordeel boven de formatie van 6 stukken, dat de onderdeelen der batterij hier in elkanders nabijheid zullen blijven. Bij 6 stukken zullen de sectiën meer verspreid zijn en hot toezicht van den batterijcommandant zeer moeilijk worden. De Atjelisclie oorlog heeft toch tal van voorbeelden opgeleverd, dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 387