381 een gedeelte der batterij soms maanden te velde was en geheel aan het oog van den batterijcommandant was onttrokken. Meermalen wareti bij colonnes Infanterie 2 sectiën Artillerie van verschillende batterijen ingedeeld, iets wat waarschijnlijk niet gebeurd zou zijn, wanneer de formatie per batterij 4 stukken ware geweest. "Wij laten hier de formatie volgen van eene Oostenrijksche bergbat- terij, zoo mede eene opgave der munitie, die daarbij wordt medegevoerd. Blijkens de „Bevue militaire de l'Etranger" van 20 Maart 1880, bestaat eene Oostenrijksche bergbatterij uit 4 staal-bronzen acliter- laadkanonnen van 7cm. In de eerste linie worden, behalve deze vuur monden, op hunne affuiten, medegevoerd 16 munitiekisten. In de tweede linie bevinden zich 40 munitiekisten, een reserveaffuit, een draagbare smidse en twee voertuigen, bestemd voor het vervoer van de bagage der manschappen. In moeilijke terreinen worden deze voertuigen door 19 draagdieren vervangen. Alles wordt gedragen door muildieren of paarden. Vuurmond en affuit worden door 2 muildieren gedragen. De munitiekisten be vatten elk 8 schoten en worden eveneens door muildieren gedragen. Per vuurmond worden dus bij de batterij 112 schoten medege voerd. De gebruikte projectielen zijn granaten, granaatkartetsen en kartetsen; de grootste afstanden, waarmede met deze projectielen geschoten wordt, zijn respectievelijk 4000, 2500 en 500 pas. Oostenrijk is een der weinige mogendheden, waar de veldbatterijen nog uit 8 vuurmonden bestaan, wat door de meeste Oostenrijksche schrijvers alleen uit een oeconomisch oogpunt verdedigd wordt, daar door hen wordt toegestemd, dat de batterij van 6 stukken uit een tac tisch oogpunt verkozen moet worden. Wanneer daarvoor dus geene zeer grondige redenen bestonden, zouden de bergbatterijen niet op eene sterkte van 4 stukken zijn gebracht, doch haar waarschijnlijk de zelfde samenstelling zijn gegeven als aan de veldbatterijen. Vóór 1 Januari 1880 waren er in dat rijk op voet van vrede 5 bergbatterijen, waarbij waren ingedeeld 1 kapitein en 3 luitenants. Op voet van oorlog werd het aantal batterijen verdubbeld; de 5 nieuwe batterijen werden dan gecommandeerd dooreen len luitenant, die, met nog een luitenant, van de andere batterijen wordt afgenomen, zoo dat bij elke batterij slechts 2 officieren waren. Met het kader werd op de zelfde wijze gehandeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 388