DE KLEEDING EN UITRUSTING INDISCHEN OFFICIER DER INFANTERIE. (met eene plaat.) Op bladz. 13 20 der eerste aflevering van den loopenden jaargang van dit tijdschrift ontvouwden wij onze denkbeelden over de kleeding van den Indischen Infanterist in het algemeen; thans, nu wij het willen wagen, een woord mede te spreken over zulk een voornaam punt, als de kleeding van den Indischen officier, kunnen wij met de door ons reeds vermelde en van invloed zijnde factoren niet volstaan, en moeten wij deze quaestie niet alleen uit een militair en finantieel oogpunt, maar vooral tevens als eene zaak van goeden smaak be schouwen. Wie zal echter uitmaken, wat goede smaak is? Dit is gemak kelijker gezegd dan gedaan. Er bestaat echter bijna bij elke natie eene algemeene richting in den smaak, en zonder onze natie te vleien, meen ik met bescheiden heid te mogen beweren, dat wij Nederlandersover het algemeen, een viij gekuisehten smaak bezitten; maar wanneer men er op let, hoe angstvallig in den regel alles wat opvallend is, vermeden en met welke zorg het „eenvoudig maar netjes" gehandhaafd wordt," dan is het wel te betreuren, dat het nette bij onze tegenwoordige uniform, naar het schijnt, zoo geheel buiten beschouwing gebleven is. Eenvoudig, maar netjes is dan ook het beginsel, dat wij bij de door ons in teekening gebrachte uniform in practijk hebben gebracht. Geeft men den officier eene uniform, waarin hij zich geheel t'huis gevoelt, dat hem aangenaam zit, dan zou men ook het dragen van burgerkleeding veel kunnen en moeten beperken. VAN DEN

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 396