403 vereenigen. Daardoor verkrijgt hij tevens een terugtochtsweg, waar van hij echter zelden gebruik zal behoeven te maken. Bij circulaire dd. 24 December 1838, 3e bureau, No. 15 van het Militair Depar- tement werd gezegd: Dc ondervinding der verledene oorlogen in Nederlandsch-Indië leert, dat de verliezen, die dikwerf zoo belangrijk geleden zijn, hunne oorzaak hebben in eene ondoelmatige wijze van aanvallen der vijandelijke sterkten. Gewoonlijk worden zij in front, waar de meeste weermiddelen vereenigd zijn, aan- gevallen. De reden daarvan is lo. dat de wegen, .welke toegang aan dezelve verleenen, meestal loodregt op het front der versterkingen voeren en men onwillekeurig daarheen gebragt wordt; 2o. dat de opgewondenheid, waarin men door het gevecht geraakt, doet vergeten de door de krijgskunst bevolene maatregelen te nemen. De regel moet echter zijn, om zoo min mogelijk eene sterkte in het front aan to lallen, maar daartoe of de flank of de rugzijde te kiezen. Heeft echter de hoofdtroep door eene omtrekkende beweging dat niet kunnen vol brengen, dan behoort de afdeeling, die voor den aanval bestemd is, zulks nog'te doen. Is de gesteldheid van het terrein daarin ook haar hinderlijk, dan moet de nadering der aanvalskolonne in de onbestreken ruimte, d. i. in de rigting der kapitale lijnen der saillanten plaats hebben. Als men in een uitspringenden hoek den binnenkruin der borstwering' naar buiten verlengt, dan is de ruimte, binnen die lijnen besloten, het onbestreken terrein, waarin men zich nagenoeg veilig kan bewegen. Het is noodig, de officieren daarop wel opmerkzaam te maken en het lien dikwerf te herhalen; want het is in die rigti ig en in deze alleen, dat zij hunne troepen mo gen in beweging stellen. Vt anneer een officier order bekomt om eene versterking door geweldigen aanval te nemen, moet hij zich, alvorens op te rukken, van den vorm der versterking goed rekenschap trachten te geven en zoo noodig haar eerst doen verkennen. Overhaasting leidt in dit geval tot vruchtelooze verliezen en tot noodlottige neder- lagen. Als de sterkte niet te omgaan en in den rug of de flank aan te vallen is, brengt hij zijn troeji buiten liet bereik van het vuur in de verlenging dor oapitale en na dert de versterking in die rigting. Indien hem sappeurs zijn toegevoegd om beletselen op te ruimen of stormladders mede te voeren, laat bij die voorafgaan, gedekt door een klein getal geweerdragende manschappen. Deze vuren op al wat zich boven de borstwering vertoont en be- schermen aldus de sappeurs. De lioofdtroep blijft buiten het bereik van het vuur tot dat de beletselen zijn opgeruimd, of volgt op twee honderd passen afstand. Als van de beletselen zoo veel is opgeruimd, dat de sappeurs en de dekldngsman- schappen in de gracht kunnen nederdalen, doen zij dit. De grachten der Inlandse},e. 26

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 410