408 dant een alleszins geschikt officier uit om in die streek als post- of bentingcommandant op te treden. Aan zijn detachement worden eenige hulptroepen en zoo mogelijk een veldstuk met de noodige Zooals uit dit opstel blijkt, is tijdens den Pordri-oorlog veel gebruik gemaakt van hulptroepen. Wat men in Indië daaronder te verstaan lieeft, leze men op pag. 112 en volg. van het werk van den gepensioneerden Majoor der Infanterie P. 31. La Gort Dillie', getiteld: „Bijdrage tot de kennis der oorlogvoering in de Nederlandsch- Oost-Indische gewesten," Samarcmg 1863. Over het nut van hulptroepen en hulp benden, zoo als de hier bedoelde, bestaan nog twee opiniën. De nieuwere richting en oorlog-voering in lndië hebben daarvan in de laatste vijftien jaren minder opliet' gemaakt en lien als een noodzakelijk kwaad erkend. Tegenover dat nut staan vele gebreken en lasten. Vroeger was het regeldat aan eenige expeditie hulptroepen of hulpbenden werden toegevoegd, maar, naar verschillende verschijnselen te oordeelen, zal het gebruik daarvan bij toekomstige Indische oorlogen hoe langer hoe meer op den achtergrond komen. Zie omtrent allerlei gewapende Inlandsch'e hulpbenden, pag. 91 95, deel II van het werk van den Heer E. De Waal, getiteld: „Onze Indische financiën." Omtrent de door de Maleische hulpbenden tijdens den Padri- oorlog bewezen diensten raadplege men het bekende werk van den gepensioneerden Luitenant-Kolonel II. M. Lange, getiteld: „Het Nederlandsch-Oost-lndische leger ter westkust van Sumatra(1819 1845) 2 din. Van de Sumatramsche hulpbenden schrijft Majoor La Gort Dillié: „Op Sumatra hebben, sedert de vestiging aldaar, zich als trouwe bondgenootcn van het gouvernement doen kennen: de Maleijers van Tanalt. Datarvan Batipo en die van het landschap Man labeling in de Battak-lanien. In meer of minder mate hebben deze zich, gedurende de menigvuldige aldaar gevoerde oorlogen, aan onze troepen aangesloten; en ofschoon eigenbelang en eigenbaat, voornamelijk de onder gang en vernietiging der Padris, daarvan de drijfveer was, hebben zij, onwillekcu- rig, ons in de hand gewerkt, en tevens aan de vestiging en verzekering van ons gezag, op dien voet, waarop dat gezag thans is geschoeid, gewigtige diensten bewezen." „De algeineene aard der Maleisclie hulpbenden, aldaar, was zucht tot plunderen en brandstichten; van daar, dat die van Batipo, bij den oorlog met de XIII Kotta's en het Hoofd daarvan, Toewanlco Tamhoesiezich zeer ontevreden betoonden, toen dat plunderen en brandstichten ten strengsten werd verboden." „Over liet. algemeen zijn deze te voet vechtende hulpbenden weinig georganiseerd en gedisciplineerd, en meestal gewapend met geweren en pieken, vele echter ook alleen met de sabelzoogenaamde Maleische sabelwelke in handen van vele hunner een vreesselijk wapen is." Bij de erkenning der goede diensten, tijdens den PodW-oorlog door Maleisclie en Bataksche hulpbenden bewezen, houde men dus rekening met den haat dezer beide stammen tegen de Padris, Men raadplege hierover het werk van den Generaal-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 415