416
der achterwackt verwijderd blijven of naar zijne benting teruggaan.
Mocht het echter gebeuren, dat de vijand een algemeenen uitval
waagt, dan zij de colonnecommandant er dadelijk op bedacht om
de hulptroepen en de Artillerie met de munitie tusschen de daar
aan toegevoegde Infanterie te plaatsen 0111 er voor te zorgen,
dat er tusschen de retireerende hulptroepen, die onze stukken ge
schut en munitie moeten geleiden, trekken en dragen, geene ver
warring ontstaat. De colonnecomman dant laat vervolgens den troep
halt houden, terwijl het peloton Infanterie der achterwackt den
vijand afwacht en zoolang mogelijk weer stand biedt. Onderwijl stelt
zich de colonnecommandant met zijn troep slagvaardig en wacht hij
den aanval des vijands af. Komt deze in massa op hem af, dan
laat hij een paar pelotons flinke soldaten EuropeanenBoegineezeii,
Madoereezen) tegen hem oprukken. De vijand, die zich thans in
het open veld gewaagd heeft, zal niet lang meer stand kunnen
houden en spoedig terugtrekken. De vervolging van den terugtrek-
kenden vijand moet echter, zoo als reeds hiervoren is gezegd, niet
te ver plaats hebben; anders loopen die pelotons Infanterie gevaar^
in hinderlagen gelokt te worden. Yoor den colonnecommandant
moet het thans voldoende ziju, dat de vijand zoo verre teruggedre
ven is, dat onze terugtocht in goede orde kan plaats hebben.
Niets is nadeeliger dan een overhaaste terugtocht; vooral wanneer
hulptroepen bij de colonne zijn ingedeeld, omdat men hen zoo noo-
dig heeft voor het transport van onze artillerie en munitie en zij
zoo licht in verwarring geraken. De Sumatraansche vijand weet
dit maar al te goed. Verschillende onzer terugtochten tijdens den
Ptón-oorlog bewijzen het, vooral die in 1824 bij Marapalamtoen
onze troepen tegen de Padris van Lintau streden; bij dien terug
tocht hadden onze troepen met zware tegenspoeden te kampen;
men had slecht weder en nog slechts weinig kennis opgedaan van
het gehalte onzer hulptroepen, waardoor die terugtocht niet al te
geregeld plaats vond en het grootste gedeelte van ons veldgeschut
en onze munitie in handen van den vijand kwam; eerst in 1832
mocht het ons, na onze overwinning op de Padris bij Lintauge
lukken, dat geschut terug te krijgen.
De bentings en defensieve stellingen der Sumatranenwaarvan