455 gemakkelijker door een vijandelijk eskader te naderen; haar defensie! vermogen is hoeveel voorzorgen er tegen vijandelijke aanranding geno men zijn niet boven bedenking verheven. Dezelfde opmerking kan men van Madras makendat eigenlijk even als Batavia thans, nog geene eigenlijke haven heeft. Op de westkust is de haven van Karwar van de zeezijde aan te vallen, maar daar heeft men op geene groote belangen te letten. De belangrijke haven van Karachi is ook van de zeezijde te nemen, doch die plaats is sedert meer in verdedigbaren toestand gebracht en kan zonder groote kosten in een betrekkelijk korten tijd in behoorlijken staat van tegenweer worden gesteld. Yoor de belangrijke maritieme po sitie van Bombay is wel een stelsel van verdediging ontworpen, maar nog niet uitgevoerd, deels ten gevolge van finantieele, deels van tech nische overwegingen. Wel vindt men er op verschillende punten bat terijen, doch deze worden niet voldoende geacht. Twee groote toren schepen zijn er voor de verdediging der haven permanent gestationeerd doch niet voldoende bemand. De haven van Bombay heeft eene groote oppervlakte en het voordeel, dat de schepen der koopvaardij marine in tijden van gevaar naar het nabijgelegen eiland Elephanta gezonden kunnen wordenwaar zij eene goede en veilige ankerplaats hebben. Op de lange kustlijnen van Britsch-Indië vindt men hier en daar nog eenige goede kleine, zeehavens, die door eene vijandelijke'vloot gemakkelijk te nemen zijn en geen ander verdedigingsmiddel hebben dan de Britsche oorlog schepen. Wat echter Nederlandsch-Indië niet heeft, bezit Britsch-Indië: eene kleine vloot van transportschepen, welke tusschen Bombay en Engeland door het kanaal van Suez varen en troepen transporteeren. Zij staan onder de bevelen van officieren der oorlogsmarine en kunnen behalve de equipage 1000 a 1300 man overbrengen; het zijn werkelijk prachtige schepen, in hunne soort zeker de mooiste. Yoor het vervoer van passa giers en brieven heeft men de stoomschepen van de P(eninsularand 0{rientalen de British India Company. De laatste heeft met de Neder- landsch-Indische Stoomvaartmaatschappij ééne hoofddirectie en administratie in Engeland. De schepen der eerste maatschappij varen tusschen Engeland en Britsch-Indië en zijn die, welke door ons de Engelsche mail genoemd worden; terwijl de schepen der tweede maatschappij tusschen de verschil lende Engelsche nederzettingen in Indië varen. Met beide maatschappijen heeft de Regeering contracten geslotenten gevolge waarvan hare schepen bij het uitbreken van eenigen oorlog ter beschikking van het gouvernement gesteld kunnen worden. Deze particuliere stoomvloot kan dus zoodoende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 462