456 met recht als een integreerend deel der maritieme hulpmiddelen van Britsch-Indië beschouwd worden. Ofschoon de schrijver vervolgens in uitweidingen treedt over verschillende diensten en inrichtingen, die tot het zeewezen in verhand staanblijft hij in gebreke, ons met de organisatie en de sterkte der Britsch-Indische oorlogsmarine in wetenschap te stellen. Misschien is dit voorbedachtelijk gedaan om vreemdelingen niet tot de conclusie te brengen, dat het niet alleen in hun eigen land met de oorlogsmarine niet meer zoo schitterend is als voorheen. Meer krijgt men van het Leger te lezen. Voor 1877 1878 was de sterkte van het leger, vóór het uitbreken van den Afyaanschen oorlog: I. Europeesche leger. Wapexs ex diexstex. I Officierex. Mixderex. Totaal. Artillerie 610 11629 12239 Cavalerie 252 4095 4347 Genie 357 357 Infanterie 1650 44312 45962 Invaliden en Veteranen. 45 120 165 Staf 1221* 1221 A la suite bij de Cavalerie 87* 87 Infanterie. 206* 206 Officieren op non-activiteit. 12 12 Generaals zonder indeeling. 130 130 Totaal 4570 60156 64726 Het teeken duidt aandat onder de daarbij geplaatste cijfers niet be grepen zijn de officieren, bij de regimenten Inlandsche Cavalerie en In fanterie en het coips sapeurs en mineurs ingedeeld, die in de sterkte dier corpsen begrepen zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 463