462
het Europeesche en Inlanclsche offieierskader per compagnie en bataljon
bij het Inlanclsche leger bestaan voor de drie Indische legers nog geene
vaste beginselen. In het Bengaalsche leger is het aantal Europeesche
officieren per compagnie en bataljon het geringsteomdat men daar de
meening toegedaan is, dat die officieren alleen de Inlandsche troepen in
het gevecht moeten leiden en aanvoeren en de Inlandsche officieren zoo
veel mogelijk met de inwendige en garnizoensdiensten belast moeten
worden. In het leger van Bombay is men die meening niet algemeen
toegedaanterwijl men haar in het leger van Maclras afkeurt. Het ge
halte der Inlandsche officieren laat nog veel te wenschen over. Velen
zijn van oordeeldat alles gedaan moet worden om dat te verbeteren
maar tot dusverre is het systeem van de Britsch- Indische legerorganisa-
tie niet gelukkig geweest in het trapsgewijze ontwikkelen van militaire
talenten bij de Inlandsche officieren.
Het gehalte der Europeesche officieren bij het Inlandsche leger is ge
durende de laatste jaren veel verbeterd. Niet ieder Engelsch officier kan
daarbij geplaatst worden. De officieren moeten eerst eenigen tijd bij de
Europeesche regimenten gediend hebbenalvorens bij de Inlanclsche te
kunnen overgaan. Worden zij daarvoor geschikt geacht, dan komen zij
voor een bepaalden tijd bij den staf van een der drie legers. Zoodra zij
aan de eischen van een toelatings- en een bevorderingsexamen hebben
voldaanworden zij bij den staf overgeplaatst, waaruit niet alleen alle
officieren voor stafdiensten en alle niet-militaire betrekkingen of werk
zaamheden maar ook voor de Inlandsche corpsen getrokken worden. De
hierbij geplaatste officieren moeten dus in zeker opzicht boven hunne
ranggenooten bij de Europeesche regimenten uitblinken. De Europeesche
hoofdofficieren bij de Inlandsche corpsen worden gewoonlijk bij keuze
bevorderd tot commandant van die corpsen.
Het stafcorpsdat derhalve moet voorzien in alle Indische diensten
buiten de Europeesche regimenten, is, wat zijne organisatie betreft, door
velen veroordeeld. De daartoe behoorende officieren worden o. m. na
bepaalde tijden bevorderd, zoodat zij spoedig te hooge rangen bezitten
voor de gewone diensten, die zij bij de corpsen moeten verrichten. Zoo
deed de Generaal-Majoor Wolseley de dienst van Majoor! Zeker wijst
zoodanige organisatie op eene organieke foutmaar het stafcorps biedt
bij de tegenwoordige gebrekkige organisatie van het Britscli-Indische
leger, daarentegen ook groote voordeelen aan. Zoo lang de Europeesche
officieren en troepen slechts voor een korten tijd in Indië komen dienen,
zullen zij er alle stabiliteit beletten en telkens alle verband verstoren in