470 wanneer hij van oordeel isdat de schuldig verklaarde ter zake van het gepleegde feit ongeschikt is om in den militairen stand te blijven of de betrekking van militairen geëmploieerde te behouden. Art. 3. De bepalingen van het gemeene recht voor het geval van wanbetaling van boeten in strafzaken zijn ook van toepassing bij veroor deeling tot geldboeten door den militairen rechter. De krijgsraden te velde en die in eene belegerde of berende stad of plaats zijn echter bevoegd de geldboeten te veranderen in militaire detentie van gelijken duur als de gevangenisstraf, welke voor het geval van wanbetaling der boeten zou zijn opgelegd. Art. 4. De militaire straffen zijn: A. Hoofdstraffen le. de doodstraf; 2e. de militaire gevangenisstraf; 3e. de cassatie 4e. de militaire detentie. B. Bijkomende straffen: le. de eerloos verklaring; 2e. de vervallenverklaring van den militairen stand of van de betrekking van militairen geëmploieerde; 3e. de ontzegging voor een bepaalden tijd van het recht om bij de gewapende macht of als militair geëmploieerde te dienen; 4<=. de degradatie; 5e. de plaatsing in eene klasse van militairen aan eene gestrengere krijgstucht onderworpen. Art. 5. De doodstraf wordt aan den veroordeelde met den kogel uitgevoerd. In de gevallen bij de wet bepaaldspreekt de militaire rechter bij het vonnis tevens de eerloosverklaring van den schuldig verklaarde uit. Die eerloosverklaring heeft dezelfde gevolgen als bij het gemeene recht aan eene veroordeeling tot de tuchthuisstraf zijn verbonden. Art. 6. Het lijk van den ter dood gebrachte wordt zonder openbare plechtigheid begraven. Het wordt ter begraving aan de verwanten overgegevenwanneer deze zulks verlangen. Art. 7. De militaire gevangenisstraf bestaat in opsluiting in eene mi litaire strafgevangenis met verplichting tot arbeid. Zij wordt opgelegd voor niet minder dan één en voor niet meer dan vijftien jaren. Bij veroordeeling tot militaire gevangenisstraf van vijf jaren of meer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 477