477
te veel te tornenanders levert de suppletie nog meer teleurstellin
gen op moeten er strenger middelen bestaan tot handhaving der
krijgstucht.
Zeer terecht zeide de kundige schrijver van een in den jaargang 1872
van dit tijdschrift geplaatst opstel, ter bestrijding van het denkbeeld om
de rietslagen bij de corpsen af te schaffen,
dat de samenstelling van het Nederlandsch-Indische leger is, en uit
den aard der zaak noodwendig moet zijn, van geheel anderen aard dan
van elk ander leger ter wereld
dat de heterogeene bestanddeelen, waaruit dat leger is samengesteld,
bijzondere maatregelen noodzakelijk maken om orde en tucht te kunnen
handhaven bij dat leger, onder de verschillende omstandigheden, waarin
het kan verkeeren
dat de militaire chefs in functie de meest bevoegde beoordeelaars zijn
om te bepalen, waarin die maatregelen moeten bestaan, en te dier zake
meer vertrouwen verdienen dan de adviezen van reeds gepensioneerde
officieren, die niet meer verantwoordelijk en aansprakelijk zijn, of van
burgerpersonen, die onmogelijk van nabij bekend kunnen zijn met de
détails van de militaire huishouding;
dat het prestige van het Nederlandsche gezag op den Indischen inboor
ling, hetzij deze vorst, hoofd of koelie zij, volstrekt niet zal worden ge
schaad, maar, integendeel van dien, wel zal worden verhoogd, indien die
inboorling weet, dat niet alleen zijne misdrijven en overtredingen, maar
zelfs ook die van de dienaren van den staat, van de stamgenooten van
den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, niet ongestraft blijven.
Niet alleen stemmen uit het leger spreken zoo op dit oogenblikze
deden het reeds zoo vele jaren vroeger. In den jaargang 1872 van dit
tijdschrift komt een zeer goed geschreven opstel voor van de hand van
den Kapitein der Infanterie J. Van Krieken, getiteld: „De doelmatigheid
der voor mindere militairen bepaalde straffenOnze jongere officieren
kunnen uit dat opstel zéér veel leeren en wij raden het hun ten sterkste
aan om het te lezende troepenofficier spreekt daarin tot den troepen-
officier. En wat zijn zijne conclusiën?
1° dat vele straffen niet doelmatig zijn;
2° dat sommige correctiën slecht worden toegepast;
3° dat niet alle straffen zoodanig kunnen worden ondergaan, als wel
noodig is tot instandhouding van orde en tuchten
4° vooral, dat er nog een legio administratieve, huishoudelijke bepalin
gen bestaan, waarvan het te wenschen is, ze zoo spoedig mogelijk komen