478
té vervallen, om plaats te maken voor wettelijke voorschriften, opdat een
ieder wete, waaraan hij zich te houden heeft.
Zoo alléén eindigt de kundige schrijver zal men als officier, bij
zijn corps, op dezelfde wijze kunnen denken, als wanneer men in den
krijgsraad zitting neemt!
Ook hij was even als de vorige schrijver een tegenstander van de
afschaffing der rietslagen bij de corpsen. Wij willen daarover thans in
geene discussie treden. De tijd daartoe is nog niet gekomen. Alleen
wenschen wij de aandacht der Indische officieren gevestigd te hebben op
de hier boven bedoelde Nederlandsche Wet van 14 November 1879 en
de wijzigingen, die ons Crimineel Wetboek en ons Reglement van Krijgs
tucht eerlang zullen ondergaan.
Mogen zij, die geacht worden den soldaat het best te kennen, nog
tijdig daarover hunne beschouwingen in dit tijdschrift mededeelen. Zij
zullen een verdienstelijk werk verrichten. D.