schoonste koningrijk in Europa hadden gewaarborgd, ontwaakte,
helaas, toen het te laat was, ook het besef bij de raadslieden
der Kroon, dat Oud-Nederland zich zelf recht moest verschaffen
door dadendoor wapengeweld, om Europa te toonen, dat het
die integriteit wilde en wist te doen eerbiedigen. Een leger
van landskinderen, door de vaderlandsliefde en gehechtheid aan
het stamhuis van Oranje-Nassau uit alle standen van het Ne-
derlandsche volk, voor de meerderheid dus vrijwillig, ontstaan, na
dat de Koning het te Wapen! had geroepen, werd aan en over
de grenzen der oude Republiek gevormd, geoefend, samenge
trokken en aangevoerd door Prins Frederik, met ongeduld en
geestdrift het oogenblik afwachtende, dat het zich met den
vijand meten mocht, tot herstelling van het geschonden gezag
en handhaving van Nederlandss rechten. Het was Prins Fre
derik, sedert het laatst van 1830 benoemd tot opperbevelhebber
der Nederlandsche troepenmacht te velde, die aan het hoofd
van dat leger België zoude binnenrukken en de groote vol
doening smaken om, gesteund door bekwame, ook in de ge
schiedenis van het Indische leger bekende bevelhebbers, als
de Generaals Merlcus de Koek en Van Geen en de Kolonels
Geij van Pittius en Cleerens (den stichter van het na 1831
naar Indië gezonden jagerscorps) en door de kracht der dis
cipline, den Belgen de nederlaag toe te brengen. De beslissing
des Konings onderging echter eene wijziging, niet door Hoogst
Deszelfs eigen wil, maar door eene bijna voorbeeldelooze abne-
gatie van Prins Frederik zeiven, die, uit liefde voor Zijn toen
miskenden broeder, den Koning wist over te halen, het opper
bevel van het schoone en strijdvaardige leger van 36000 man,
tot de organisatie waarvan Hij al zijne zorgen en krachten
had besteed, niet aan Hem, maar aan den held van Quatre-
bras en Waterloo, den man die reeds in Spanje onder Wellington
de talenten van den veldheer had tentoongespreid, den ridder
lijken Kroonprins, op te dragen. En zoo gebeurde het, dat
toen op 2 Augustus 1831 denzelfden datum dat eene halve
eeuw later Z. M. Koning "Willem III aan den vorstelijken
disch op Het Loo, op den geboortedag van Nederlandss Konin
gin, de verdiensten van het Indische leger, in een welspreken-