482 |3£SBSSS8EE den heildronk op den Luitenant-Generaal Van der Heijden op nieuw recht deed wedervaren het lang verwachte Voor waarts werd uitgesproken, Prins Frederik zich tevreden stelde, in de betrekking van tweeden bevelhebber den Tiondaagsclien Veldtocht bij te wonen. Zijn aandeel in het 'welslagen van dezen gedenkwaardigen tocht werd bekroond door zijne bevor dering tot Grootkruis der Militaire Willemsorde, w'elke schit terende helooning, sedert de instelling dezer orde, behalve aan den Prins van Oranje, voor Quatrebras en Waterlooen den Indischen Luitenant-Generaal Baron Merkus de Koek, voor de beëindiging van den oorlog op Java, tot 1831 aan geen Nederlander toegekend was geworden. Den 28en November 1840 werd Prins Frederik de rang en waardigheid opgedragen van Veld-Maarschalk bij het leger. En hiermede had Hij den hoogsten militairen rang, dien van Nederlandsch connétable, behaald. De daarop gelukkig gevolgde langdurige vrede, waarin ons volk zich in Nederland heeft mogen verheugen, belette den Prins, Zijne veldheerstalenten io het meer werkdadige gedeelte van het militaire leven te ont wikkelen. Zijn geest zocht en vond ook vele resultaten af werpende werkzaamheid in andere richting. Hij heeft tot aan de laatste ure Zijns levens veel gedaan, vooi al veel ivel gedaan, maar wel gedaan in stilte! Vandaar, dat Zijn heengaan door vele behoeftigen in den lande, van welke godsdienst ook, niet het minst in kringen, waarover de algemeene liefdadigheid zich niet uitstrekt, gevoeld zal worden. Het dankbare en nog degelijke Nederlandsche volk vergeet echter zijne weldoeners niet, die de schoonste voorheelden van twee aloude Nederlandsche deugdenverdraagzaamheid en milddadigheidszin, hebben gegeven. Het teekent hunne daden in onze geschiedrollen, op papier, waaraan de tand des tijds niet knagen kan en vlecht hun zoodoende om de slapen een krans van onverwelkbaar loof, van meer waarde dan de kostbaarste imperators- of caesarskroon IMttWBIWP!» mtlWMMW.ttW.U JIIM U.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 489