485 die eene werving voor het Indische leger in gewone omstandigheden al of niet bevorderlijk zijn, valt geen peil te trekken; hoe veel te minder dus, wanneer er voor Indië zoogenaamde buitengewone om standigheden zijn. De tallooze en verschillende seriën van bepalingen, sedert eene halve eeuw op die werving betrekking hebbende, be wijzen het. Dat de quaestie der aanvulling van het Indische leger daardoor steeds eene zeer moeilijke is geweestbehoeft niet meer te worden betoogd. Een groot nadeel, daaraan verbonden is de groote afstand waarop onze koloniën van het moederland verwijderd zijn, waardoor die aanvulling in tijd van oorlog afgescheiden dat de werving van Duitschers en Franschen of Belgen alsdan met groote moeilijkheden gepaard zal gaan en Nederlandsche vrijwilligers liever hun geboorte grond willen verdedigen dan in Indië te gaan strijden geheel illu soir zal zijn door de gevaren, waaraan elk Nederlandseh transportschip of oorlogsbodem, suppletietroepen naar Ja°>a overvoerende, onver mijdelijk blootgesteld is om door eene vijandelijke flotille genomen te worden. Wij willen het geval niet noemen, dat de Nederlandsche regeering, over geene voldoende oorlogschepen kunnende beschikken, tot behoorlijke begeleiding van transporten naar Javaof met de onzekere aankomst daarvan ter bestemder plaatse rekening houdende dan wel over een vrijwilligercorps in het moederland kunnende be schikken, bij een oorlog met een Europeesclien vijand van het begin sel uitgaat, dat dit corps in de eerste plaats moet (en ook zal) ge bruikt worden voor de verdediging van den vaderlandschen bodem. Wij willen slechts herhalenwat De Boo van Alderwerelt eens zeer juist, ofschoon in strijd met de door hem verkondigde stolling, dat Indië in Nederland verdedigd wordt, heeft opgemerkt, dat elk tot dusverre voor Indië vastgesteld defensieplan op eene slechte basis rust, door dat Indië niet zoo veel mogelijk door Indië zelf, maar door Nederland moet geholpen worden, dat daartoe niet bij machte is. Dit geldt niet alleen voor het personeel, maar ook voor het materieel; niet alleen voor de levende, ook voor de doode strijd krachten. Indië put te veel uit Nederlandsche bronnen en Nederland wil Indie niet leeren, zich in eigen boezem, zoo veel mogelijk zelf in zijne behoeften te voorzien. Dat dit zoo isheeft Generaal

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 492