487 nisatiën voor legers die van liet Nederlandsch-Indische leger de slechtste is, omdat deze aan het groote euvel mank gaat, dat Nederland zeil onvermogend isbij een oorlog met eene koloniale mogendheid Indie te voorzien van eene behoorlijke aanvulling voor de zich aldaar bevindende strijdkrachten. Om een leger te kunnen aanvullen of tijdelijk te versterkenmoet er eene bron zijn, waaruit geput kan worden. Die bron is de reservedie in het land zelf moet gevon den worden. Zoodanige reserve voor het Indische leger bezit Neder land niet en kan het ook niet bezitten door de hierboven door ons genoemde redenen. Eene reserve, hoe men die nu ook technisch moge noemen, moet eene bron zijn, die aanhoudend gevoed wordt door de in het land zelf, bij de bevolking des lands aanwezige sap pen. Zij mag niet kunstmatig zijn en slechts tijdelijke hulp geven. Maar bovendien mogen op het voortdurend en veilig, onbelemmerd, gebruik dier bron geene storende invloeden werken. Elke berede neerde legerorganisatie moet zich in de eerste plaats tot vraag stellen waar is zoodanige reserve voor het leger. Die reserve is voor Duitsch- land en Frankrijk verzekerd door de in die landen bestaande wet ten op den algemeenen dienstplicht. Engeland kent dien plichtniet, maar is eene groote mogendheid, die, door andere machtige factoren geholpenzich vooral in een oorlog tegen het kleine Nederland zoodanige reserve kan verzekeren. Even als België bezit Nederland in zijne wetten op de militie en schutterijen wel is waar ook waarborgen voor het bezit dier reserve, maar deze geldt in waarheid slechts voor de verdediging van den vaderlandschen bodemniet voor die der kolo niën. Moet men dan niet beamen, dat Nederlandwat de oorlog voering over zee betreft, tegenover de groote zeemogendheden in de slechtste conditiën verkeert en de hierboven gegeven (jualificatie van de organisatie van het Nederlandsch-Indische leger niet overdreven is Leeken en Hollandsche krijgskundigen, onbekend met Indische toestanden en de hoofdbeginselen der Indische legerorganisatie, zoeken het gebrekkige dezer organisatie niet in de hoofcl-, maar in eene hij zaak en bouwen daarop hunne theoriën. Dat dezeanalytisch be schouwd, geene waarde hebben, bewijst het feit, dat de Neder- landsche regeering tot dusverre die theoriën niet heeft durven om helzen. Tot hen behooren de schrijvers, die het Britsch-Indische

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 494