527 in die order trachten te behoudenverwerpen wat verouderd of doel loos, inlasschea wat wenschelijk en noodig is. Wij erkennen, dat de dienstcorrespondentie aan eenige vaste rege len gebonden moet zijn. Het moet niet vrijgelaten worden om verschillende kleuren van inkt of papier te bezigenook voor de afmetingen van het papier moet eene grens bepaald zijn, wil men niet tot in het bespottelijke of overdrevene zien vervallen. De vorm der brieven, de adressen, de titulatuur, de te gebruiken taal, moeten alle worden vastgesteld; overigens moet als regel gelden, dat de behan delde onderwerpen aan duidelijkheid beknoptheid moeten paren. Niet elk individu bezit de gaven van sierlijkheid en bondigheid. Men offere in geen geval duidelijkheid en zakelijkheid op aan eenigen anderen eisch der stijlleer. W aarom de voorschriften der correspondentie verschillen moeten van die voor de burgerlijke dienst, is ons niet recht duidelijk. Waarom mag de controleur aan den Resident of Gouverneur, on der wiens bevelen hij dient, zonder Onderwerpschrijven, terwijl dit als zonde wordt aangemerkt in de militaire dienst? Waarom wordt bij het leger aan den superieur op half blad en bij de civiele dienst op van het blad geschreven, onverschillig tot wien de brief gericht is? Wordt bij het leger op half blad geschreven, om den meerdere voor zijn antwoord of rescript aan den mindere een velletje papier voor de minute daarvan uit te doen sparen, waarom dat voor recht dan niet wederzijds, dus ook aan den mindere toegekend, die, ia den regel, over de minste fondsen voor bureaukosten beschikt? Het schrijven met Onderwerpheeft wellicht ten doel om den per soon aan wien een brief gericht ismet één oogopslag kennis te doen nemen van hetgeen in een brief verhandeld wordt, opdat hij, met een grooten stapel papieren vóór zich, het belangrijkste het eerst kieze. Is deze opvatting juist, dan bevreemdt het ons, dat het schrijven met Onderwerpeene formaliteit is, die alleen in acht ge nomen wordt, wanneer men aan zijne meerderen schrijft. Wij drukken ons wellicht verkeerd uit, wanneer wij van meerderen en minderen spreken; de schuld ligt echter niet aan ons. In punt f van de 2dc afdeeling der Algemeene Order N° 52 van 1863 lezen wij toch: „Voordrachten of berichten van personen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 534