534 schrijft, het omgekeerde behoort evenzeer in acht genomen te worden. Dikwijls worden vuile, reeds gediend hebbende enveloppen door hoogeren of liever door hun bureaupersoneel, belast met het in pakken der brieven, gebruikt, wanneer brieven aan minderen in rang worden verzonden. Is dit eenvoudig machtsvertoon of moet men hierin niet veeleer zelfverheffing aan den eenen kant en verne dering of geringschatting aan den anderen kant zien? Ook de meerdere moet tegenover den mindere egards hebben. kV ij cut si- veerden het woord: „verzonden", wijl ons bij het neerschrijven van het bovenstaande plotseling te binnen schoot, dat in Afjeh (men zou wellicht veronderstellen, dat op het oorlogstooneel wat minder op de étiquette gelet werd!), werkelijk in Atjeheene missive door een chef teruggezonden werd, met bemerking, dat de uitdrukking: „toezenden van stukken" ongepast is; dat stukken den chef worden aangeboden! Aanbiedenterug aanbiedenwederom en op nieuw aanbieden klinken goed, althans wanneer die woorden niet al te kwistig in éen briet worden gebruikt; maar wij kunnen niet toegeven, dat zendentoe- ot terugzenden uitdrukkingen zijn, die, als ongepastmoeten gewraakt worden en wij betwijfelen het of de zelfde chef, die het „ongepast uitsprak, in een debatingclub zijne stelling zou kunnen verdedigen of volhouden. Wij missen in de A. O. omtrent de correspondentie eenig voorschrift omtrent strekking en inrichting van nota's van bemerkingen. W at beoogt men met die nota's? Wij hoorden eens verhalen, dat na eene gehouden inspectie over een klein detachement ergens in het bin nenland, de inspecteur den detachementscommandant eene nota toezond, bevattende ongeveer 300, zegge drie honderd paragraten. Wij twijfelden aanvankelijk aan de waarheid van dit verhaal, doch werden gelooviger, toen wij van meer personen vernamen, dat zij bedoel den inspecteur kennen als iemand, wiens meest geliefkoosde werk steeds was, nota's van aanmerkingen samen te stellen. Was het de bedoeling, bij dat detachement, man voor man na te gaan en vervolgens de ontdekte feilen op te geven, opdat er verbetering wierd aangebracht of was hier quaestie van eene manie voor lijvige nota's? Wij moeten tot het laatste gevoelen overhellen, want die inspecteur bepaalde zich niet tot het nagaan van hetgeen onder den geinspecteerd wordenden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 541