alinea, van dat Koninklijk besluit „voor officieren van het leger in Ne der landsch-Indië beschikbaar gesteld overeenkomstig artikel 6 hierboven, niet vervuld, dan kon „over die plaatsen beschikt worden, ten behoeve van officieren dier krijgsmagt, die in Nederland vertoeven, hetzij gede tacheerd overeenkomstig de bepalingen van het Koninklijk besluit dd. 18 Augustus 1871, 17° 10 Indisch Staatsblad N° 176), dan wel met verlof, mits door hen worde voldaan aan het toelatings-examen in Nederland af te nemen, naar een met het oog op de belangen van den Indischen dienst, voor zooveel noodig, gewijzigd programma." Daar echter al de vacatu res reeds in Indië vervuld waren, kon daarover niet meer beschikt wor den ten behoeve van Indische officieren in Nederland. In strijd met deze zeer duidelijke bepaling, werd door den Minister van Koloniën aan den voor den tijd van vijf' jaren bij het leger in Nederland gedetacheerden len Luitenant der Infanterie van hef Indische leger P. Ij. IV. Willeen vergund, na goed afgelegd examen in Nederlandde lessen bij te wonen van den cursus A der IIe afdeeling van de Krijgsschool. Deze officier is zoodoende op eene onbillijke wijze bevoordeeld boven een viertal zijner collega s in Indiedie aan het in dat zelfde jaar aldaar gehouden examen evenzeer voldaan en wellicht een beter examen gedaan hebben, doch we gens gebrek aan vacatures niet geplaatst konden worden. De Minister beging door die vergunning eene tweede onbillijkheid. Hij kon toen im mers reeds nagaan, dat het volgende jaar het toelatingsexamen in Indië vergelijkend moest worden. De zevende vacature, die in 1880 ten be hoeve van den len Luitenant Willeen gecreëerd was, werd door dezen offi cier zonder concurrentie verkregen en moest, zoo als werkelijk gebleken is, in mindering strekken van het in 1881 voor Indië open te stellen aantal vacatures. Was er geld voor eene zevende plaats van de negen vacatures, in 1880 beschikbaar, dan had die vacature niet door den lcn Luitenant Willeenmaar door den zich in Indië bevindenden len Luitenant A. J. Ilamerster vervuld moeten worden, volgens de toenmalige bepalingen. an de 10 zich op den cursus A bevindende Indische officieren keeren, in 1881, 3 naar Indië terug; rest 7. Voor dit jaar stelde de Minister voor den cursus A 5 vacatures open. Deze zijn in Indië, na het dit jaar voor het eerst gehouden vergelijkend admissie-examenallen vervuld [Zie A. O. N°. 24 van 1881]. Er bevinden zich dus thans op den cursus voor algemeene krijgskundige studiën 12 Indische officieren, dat is het maximum, bedoeld in artikel 6 van het Koninklijk besluit in de A. O. N°. 23 van 1880, toegestaan voor de drie cursussen der II0 afdeeling van de Krijgsschool? Neen. 37

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 586