590 Nog eene opmerking, betreffende de modellen. Ze zijn geheel onvoldoende. Het is gemakkelijk te schrijven: „gepro- nuntieerd in den vollen krijgsraad". Maar de lezer moet toch ook verne men, wat te doen, wanneer de krijgsraad, dat in Indië dagelijks voorkomt, nu eens niet „volis Een model eener acte van tauxatie [taxatie, begrooting] is zeker nuttig. Maar gaat er niet eene declaratie van kosten aan vooraf? Waarom van deze dan geen model gegeven? Die bepalingen werden trouwens in mijn tijd niet opgevolgd. Dat, [pag 220] gegeven ter toelichting van art. 93, R. L., is reeds daarom fout, wijl die letteren requisitoriaal niet aan den officier van Justitie [die trouwens alleen bij Europeesche rechtbanken in eersten aanleg bestaat] moeten zijn gericht, maar aan de „burgerlijke rechtbankzelve. Dat van een vonnis, houdende onbevoegdverklaring, is onbruikbaar, wanneer de krijgsraad van oordeel is, dat het een vergrijp tegen de krijgstucht gold. Maar vooralgeen enkel model wordt verstrekt voor de dwaze proce dure tegen voortvluchtigen [189203, R. L.]. Juist zulke modellen, voor zaken, die niet dagelijks voorkomen, moesten zijn aangegeven. Daarmede zit b. v. de luitenant-auditeur te Pontianak verlegen. En het verwondert mij te meer, dat de Heer Grevers zich in dit opzicht om het geheele zevende hoofdstuk R. L. niet heeft bekommerd, omdat het mij gebleken isdat hij dat toch heeft bestudeerdde curieuse fout in de eerste en tweede uitgaaf, waar in art. 199 wordt gesproken van een interdit, is hersteld. Maar waarom dan niet een model van een intewdit gegeven? Wat er nu als toelichting staat, zal geen mensch doen begrij pen, wat het intendit is: een gemotiveerde inventaris aan het slot eener behandeling bij verstek. Het citaat uit Simon Van Leeuivendat [ook in deze 3e uitgaaf] aan hoofdstuk VII vooraf gaat, is onnut, als voor leeken onbegrijpelijk; zelfs de meeste juristen zullen niet weten te zeggen, wat „Tuijgkunden" zijn. Het intenditzegt Merulauitgave 1783, deel II, pag 104, is een „Schriftuure door den Advocaat gemaakt, houdende dezelve een narré van de zaake, conform het Mandament; daarna een narré van het obtineren van de defauten; en eindelijk de conclusie, die altoos daarin bestaat, dat de Gedaagde en Defaillant zal werden verste ken van alle exceptien declinatoir, dilatoir en peremptoir, mitsgaders van alle defen- sien en weeren van Regten, die hij, gecompareerd zijnde, zoude hebben kunnen of mogen proponeren; en welke conclusie voorts ten principalen genomen word, naar mate de aart der zaake zulks vereischt".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 597