- 592
Mijn welgemeende raad aan den Heer Grevers is, om bij gelegenheid
dit geheele lioofdstuk op nieuw te schrijven.
En wat nu aangaat de „Korte geschiedenis van het militaire recht"
dit is een dor, onvoldoend uittreksel van de verhandeling, die aan het
werk van Mr. Pols tot inleiding dient. Onvoldoendeomdat er van Indië
geene sprake in is. Dor, omdat het slechts feiten vermeldt en met geen
woord spreekt van de beteekenis der militaire rechtspraak in onze Re
publiek, zelfs niet van den grooten strijd, die daarover is gevoerd.
Men zou bij de lezing der „Korte geschiedenis", niet vermoeden, dat
er een tijd is geweest, toen het hoogste militair rechterlijk college eenvou
dig werd dood verklaard; toen vóór of tegen de militaire rechtspraak
zooveel was als vóór of tegen het huis van Oranje.
Die strijd schijnt weder te ontvlammen.
Thans, even als in de dagen van Van der Kempis het weer de vraag,
moet de militair voor de bij ieder strafbare feiten, voor den gewonen-
burger-rechter terechtstaan
Ik wil dit opstel beëindigen, vooral ook omdat de Heer Grevers reeds
partij gekozen heeft, door eene opmerking, die ik nog niet heb hooren
maken.
Mijne meening over de vraag zelve is: neen. Maar het is niet om die
meening uit te spreken, dat ik mij in don strijd meng. Het is, omdat
ik uit hetgeen de laatste „Weekbladen van het Regtdaarover inhouden,
zie dat men deze vraag niet van een Indisch standpunt beziet.
Vooraf stel ik: er moet goed recht zijn; zoo goed mogelijk. En dan
vraag ik
1° Zal de militair in Indië beter recht genieten, wanneer hij voor de
burgerlijke rechtbanken terechtstaat?
2° Is zulk een terechtstellen doenlijk?
Mijn antwoord is, althans wat de Inlanders betreft, dat het een belang
rijke stap achteruit zou zijn. De districts- en regentschapsgerechten,
landraden en rechtbanken van omgang leveren niet den minsten waar
borg op dat zij beter zullen rechtspreken dan de krijgsraden. De officieren
kennen den Inlandschen soldaat beter dan de wodono het doet, en zijn
intelligenter dan panghoeloes en ondercollecteurs. De garnizoens- en ge
rechtelijke informatiën bieden heel wat meer waarborgen aan, dan het
onderzoek van een djaksa.
Een aantal onzer soldaten zouden misschien niet ééns voor de rechtban
ken van het Gouvernement terechtstaan, als onderdanen van Inlandsche
vorsten.