593 Bovendien, bij de vele verschillende bestanddeelen, is, wel beschouwd, de eenheid van rechtspleging zoo wat de eenige, die in het Indische leger bestaat. Het zou gevaarlijk zijn, hieraan te tornen. Het denkbeeld, den soldaat onder den burger-rechter te brengen, is, geloof iknog slechts bij Hollanders opgekomen. Zelfs bij Engelsclien niet, die anders lang niet militaristisch zijn. Maar dit daargelaten Alvo rens uit wijsgeerige beginselen, op zijn Fransch of uit de Grondwet, die voor Indië niet geldt, te redeneeren over de wensehelijkheid, dat krijgs raden ook over algemeen strafbare misdrijven oordeelen, moet men zich do zaak in de practijk voorstellen. Men vrage b. v. is het voor de mi litairen in garnizoen te Palembang wenschelijk, dat ze voor burgerlijke rechtbanken terecht staan? En dan merk ik op: de Europeanen zouden voor wat meer dan 8 dagen gevangenis kan ten gevolge hebben, naar Batavia moeten opgezonden worden; de Inlanders zouden, overal waai de Inlandsche bevolking nog hare eigene rechtspleging heeft, dikwijls geen rechter hebben; op Tebing Tinggi, Lahat, enz. Waarlijk, hot rechts wezen voor Inlanders is nog niet zóó, dat onderwerping daaraan eene weldaad voor den soldaat mag heeten. Niet, dat er niet veel verkeerds is in onze tegenwoordige militaire rechtspleging [ik spreek hier alleen van de wijze van behandeling, do procedure, niet van de strafwetboeken] maar het is gemakkelijk te verhelpen. Ziehier eenige maatregelen, die alle ook het voordeel hebben van weinig of geen geld te kosten 1°. Vermeerdering van het getal krijgsraden. 2°. Opdracht van het auditeur-militairschap aan bijzondere rechts geleerden, zoo als in Nederlanden gelijk Commissarissen-Generaal hier aanvankelijk vaststelden; thans blijft de werkelijke auditeur, de substituut-officier van Justitie, slechts eenige maanden in functie. Daarentegen wonen de advocaten jaren lang op dezelfde plaats; een mijner ambtgenooten heeft hier nu reeds 24 jaar achtereen geprac- tiseerd. 3°. Openbaarheid der terechtzitting. 4°. Toelating van een verdediger; deze en de ad 3° genoemde verbe tering heeft men b. v. in Luxemburg, waar de R. L. nog geldt, krach tens de Grondwet ingevoerd. 5°. Beperking der voorloopige hechtenis, die uitzondering moot zijn, in plaats van regel. 6°. Ineensmelting der voorloopige en der gerechtelijke informatiën. En eindelijk: 7°. Invoering eener duidelijke regeling van het voorloopig en het ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 600