598
ontwikkeling van een nauwkeurig bepaald krijgsrechtwaarvan voor
Indië bijna niets gedrukt te vinden is Is het te verwonderendat
eene Regeering zich tot dusverre niet waagde aan het uitvaardigen
van bepalingen voor den staat van oorlog en van beleg, die onder
een Regeeringsreglement leeft, waarvan artikel 43, laatste alinea,
de karakteristieke bepaling inhoudt, dat de Gouverneur-Generaal op
de buitenbezittingen „de burgerlijke of militaire gezaghebbers" kan
machtigen, in geval van oorlog of opstand de maatregelen te tref
fen iu het belang der veiligheid van het gewest? Is de veronder
stelling daarom gewaagddat die Regeering niets liever wenscht
dan den tegenwoordigen toestand van ongewisheid te bestendigen,
die haar veroorlooftaan hare civiele gezaghebbers in sommige ge
vallen een gemengd militair en politiek gezag te verleenen, waardoor
regeling der wederzijdsche bevoegdheid van het civiel en militair
gezag in die gevallen wel nimmer volledig tot stand zal komen, tenzij
het Opperbestuur aan dien halfslachtigen toestand een einde make?
Is het daarom te verwonderen, dat die Regeering niet inziet of wil
inzien, dat tijden van oorlog en binnenlandsehe beroerten vorderen,
dat aan de militaire autoriteit eene meer absolute macht wordt gege
ven vrij van inmenging der civiele autoriteitdie zelfs binnen de
grenzen harer gewone bevoegdheid zoo licht stremmend of storend
op het doeltrelfend gebruik der krijgsmacht kan werken? Neen,
liever dan dat, was zij zeer dikwijls geneigd, het militair gezag
binnen te enge grenzen te bepalen en dus van een deel van zijne
klem te berooven, ten gelieve van het door de laatste alinea van
artikel 68 van het Regeeringsreglement op het denkbeeld van terri
toriale hoogheid berustende en werkende civiel gezag. Het gevolg
hiervan zal dan ook zijn, dat wanneer Indië benauwde tijden moet
belevende grootste verwarring zal heerschen en elke overheid
burgerlijke of militaire, zich zoo goed mogelijk trachtende te redden,
door den drang der omstandigheden of op hooger gezag of eigen
dunkelijk met dictatoriale bevoegdheden zal bekleed zijnzonder
behoorlijk te wikken en te w-egenwat van hare competentie is.
Zoodanige toestand, die aan gelijke halfheid en onbepaaldheid euvel
gaat, zal niet bij kunnen dragen tot eene krachtige verdediging
dezer gewesten tegen den algemeenen vijand. Heeft de besnoeiing