605 schelijk is het, dat bij de wet uitdrukkelijk werd voorzien in beide die gevallen. In Indië is bij de wet voorzien in het geval van opstand of oproer van militairen! Maar in welk een toestand Atjeh sedert 1879, Bandjermasin in 1870 tijdens den opstand van Wang hangeen gedeelte van Zuid-Celehes in 1859 en 1860 en later tijdens de verwikkelingen van Karaëng Bonto-Bontogedurende een tiental jaren, BenJcoelen in 1873 en 1874 om ons slechts bij deze zeer weinige van de vele voorbeelden te bepalen verkeerde, werd niet bepaald. De opstandenin die verschillende gewesten uitgebroken, mogen in volkenrechtelijken zin niet den naam van oorlog dragen, wij moesten die opstanden door wapengeweld, door het zenden van expeditionbedwingen; en dan is het dwaas, zulke tijden niet te beschouwen als oorlogstijden of bij zulke opstanden de fictie te blijven volhouden, dat men in vredestijd verkeert. Zoo lang het civiel en militair gezag in ééne hand vereenigd zijn, kan dit minder schaden. Maar in het tegenovergestelde geval kan het eene bron van allerlei quaestiën worden. Zoo werd de residen tie Bantam niet in staat van oorlog verklaard, toen derwaarts in 1850 onder den Luitenant-Kolonel De Brauw eene expeditie gezon den werd. Evenmin in 1872 en 1873 tijdens de verwikkelingen in Deli. "Was het om het aldaar besturende civiel gezag in geen enkel opzicht te destitueeren Dat het van 1850 1857 in de residentie Westerafdeeling van Borneo niet gebeurde, lag aan het feit, dat het civiel gezag toen grootendeels in militaire handen be rustte en onze energieke hoofdofficieren, expeditiecommandanten, zoo als de Luitenant-Kolonels Sorg en W. E. Kroesentevens Resident waren. Toch werd het gewest Lampongsche districten tijdens de expeditie derwaarts in 1856 in staat van oorlog verklaard. Ook de residentie Zuider- en OosterafdeeUng van Borneo werd tijdens deD opstand van 1859 1863 in staat van oorlog verklaard; ter wijl die toestand eerst in 1868 werd opgeheven voor de afdeeling Boven-Doeson van die residentie. Gaan we in onze geschiedenis eene halve eeuw terug, dan zien we, dat Amboina onder den Kolonel Filz vóór den aanval der Engelsehenin staat van oorlog werd verklaard. Zie Mr. PolsAanteekening op art. 6 van het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 612