610
gezaghebber. Nu kan men welzeggen: 't behoeft niet onmiddelijk te
geschieden, indien men slechts voorbereid is. Maar hoe lang kan
die periode van voorbereiding duren, waarin het militair gezag nog
niet boven het civiel gezag mag worden gesteld? Hangt de appre
ciatie daarvan onvoorwaardelijk af van de civiele autoriteit, die de
machtiging van den Gouverneur-Generaal heeft ontvangen, of moet
die autoriteit, indien de militaire bevelhebber die machtiging heeft
ontvangen, terstond aan diens eischen gehoor geven en zich onder
geschikt aan hem stellen? Zijn eindelijk beide autoriteiten, onder
alle omstandigheden, de mannen, bevoegd tot de oplossing van deze
vragen
Men kan en moet zich deze gevallen voorstellen. Nederland voert
oorlog met eene buitenlandsche mogendheid. De Gouverneur-Generaal
heeft aan de civiele autoriteiten té AmbonMakassar en Palembang b.
v. de machtiging verleend, waarvan sprake is in artikel 43 van liet
Regeeringsreglement. Maar vóór dat dit ter plaatse bekend is, heeft zich
aldaar reeds een vijandelijk eskader vertoond. \Yeet de militaire gezag
hebber te handelen, dan zal hij dadelijk den staat van beleg afkondigen
en het hoogste gezag in handen nemen. De machtiging van den Gouver
neur-Generaal kan echter de plaats reeds bereikt hebben, terwijl
het vijandelijk eskader nog niet verschenen is, maar toch reeds in
den Indischen archipel kruist en de gemeenschap met Java belem
mert. Kan de militaire gezaghebber dan den staat van oorlog afkon
digen of moet hij het bevel daartoe afwachten van den civielen se-
zaghebber Uit een zuiver militair oogpunt is dit eene ongerijmd
heid! Het is in strijd met de „Instructie voor de militaire comman
danten buiten Java en Madoera." Artikel 7 dier instructie maakt onder
scheid tusschen vijandelijke aanrandingen of smeulende ontevreden
heid en binnenlandsche onlusten. In het laatste geval is bepaald
„zal de militaire autoriteit hare hulp niet verleenen dan op schrifte
lijke aanvrage daartoe van wege de civiele autoriteit;" terwijl voor
het eerste geval bepaald is, dat de militaire bevelhebber, „in af
wachting van bevelen" van zijn chef, „de noodige maatregelen
nemen moet. Zoo luidt ook artikel 5 der „Instructie voor de
commandanten der militaire afdeelingen op Java." Maar hiertegen
over staat artikel 68, laatste alinea, van het Regeeringsreglement.