- G12
militaire) commandanten. Hunne verantwoordelijkheid is volgens ar
tikel 72 van het „Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande"
zeer zwaar. Zij moeten dus weten, welke middelen voor die ver
dediging het doeltreffendst zijn. Bij hen moet men als bekend ver
onderstellen de regelen en voorschriften, welke de militaire weten
schap voor die verdediging stelt. Zij zijn daarvoor verantwoordelijk.
Zij moeten hun leven voor de goede leiding dier verdediging op het
spel zettenZij moeten derhalve den staat van oorlog of van beleg
zei ven of namens den Gouverneur-Generaal afkondigen. Het is bil
lijk om die reden, dat hun alleen de beoordeeling worde overgelaten,
wanneer een toestand zal zijn ingetreden, afwijkende van den gewo
nen staat van zaken, noodig ter volvoering van de hun opgelegde
moeiljjke en omvangrijke taak.
De militaire bevelhebber, zal men zeggen, kan soms een officier
van subalternen rang zijn, kapitein of luitenant, terwijl de civiele
autoriteit daarentegen iemand van veel hoogeren rang is. Toegege
ven. Maar zoodanige gevallen, men weet het, zijn slechts uitzon
deringen. Waar zoodanige militaire bevelhebbers van inferieuren rang
worden gevondendaar zijn ze eigenlijk niets anders dan hetgeen
men noemt commandant van een post of benting. Welke maatrege
len zou nu zoodanig officier bij mogelijkheid kunnen nemen met
zijnezich tot dien post of benting bepalende geringe macht en hulp
middelen van verdediging, in geval de staat van oorlog of beleg is
ingetreden? Zal er voor zijn post of benting, met geheel militaire
bevolking, slechts berekend voor eene verdediging tegen een Inland-
schen vijand, een andere toestand denkbaar zijn dan vóór eene af
kondiging van dien staat? Uit een politiek of militair oogpunt
immers niet. Is het dan niet bespottelijk, zulke gevallen te berde
te brengen om hot door ons voorgestane beginsel te bestrijden? Het
zijn de eigenlijke territoriale commandanten of expeditiecommandanten,
van wie sprake is.
De civiele autoriteit moge zijne verantwoordelijkheid zoo zwaar
opnemen als hij verkiest en doeltreffend acht, voor hem bestaat
geene bepaling als in artikel 72 van het militair strafwetboek. De
militaire bevelhebber moet daarom nimmer in de mogelijkheid komen
om, bij het nemen van maatregelen ter beveiliging of verdediging