615 oorlog af te kondigen. Zou deze bepaling ook voor Inclië onvoor waardelijk navolging verdienen? Wij gelooven niet. Ketjoepartijen en aanrandingen van zeeroovers moeten b. v.- daartoe niet gere kend worden. Voksoploopen moetendunkt onsook evenmin tot die verzamelingen (rassemblementsattroupements) gerekend worden. De overgang tot inwendige beroerten en opstand wordt echter moei lijker te bepalen. Wat waren de onlusten in Beha-si b. v. tijdens de viering van liet 250-jarig bestaan van de Nederlandsche koloniën in den Indischen archipeltoen geheel Batavia in spanning verkeer de? Bestonden er toen termen om de afdeeling Meester- Cornelis en stad en voorsteden der residentie Batavia in staat van oorlog te verklaren Of waren er meer termen om dat te doenterwijl die zelf de spanning heerschte en het garnizoen van Weltevreden en Rijswijk geconsigneerd en marschvaardig wastoen eenige Nederlandsche in gezetenen zich aan het hoofd van eene beweging hadden gesteld 0111 voor de rechten der Indo-Europeesche maatschappij op te komen en in de Bataviasche sociëteit Harmonie op een avond in het jaar 1849 eene meeting belegden? Noch het eennoch het ander. De autoriteitdie daartoe termen had gevonden, zoude voorzeker zeer onstaatkundig hebben gehandeldin strijd bovendien met de leuze, waarmede Coen de Nederlandsche heerschappij in dezen archipel grondvestte: De- sespereert niet! Tocli moet voor Indië bij eene regeling van den staat van oorlog en van beleg het geval van binnenlandsche onlusten, van opstand niet op den achtergrond staan. Men zal ook daarbij moeten uitma ken, in hoeverre de militaire autoriteit geacht moet worden, zelf standig te kunnen optreden. Dat dit noodig is, wordt 0. m. bewezen door de gebeurtenissen, welke in 1830 in de stad Namen plaats grepen, waar de Luitenant-Deneraal Van Geen, op grond van het decreet van 1811 en in weerwil van de groote tegenkanting der onze dynastie toen nog trouw gebleven civiele autoriteit, bij de oproerige bewegingen der bevolking, de stad in staat van beleg verklaarde. Moeten wij ons losmaken van het begrip, dat eene landstreek, een ge west, niet als eene vesting in staat van beleg kan worden verklaardmen vergete daarbij nietdat aan den staat van oorlog nooit zoo veel macht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 622