DE TEGENWOORDIGE POSITIE VAN DEN OFFICIER INFANTERIE IN INDIË Daal neer van uw verheven voetstuk, legerwetgever, en zie met eigen oogen, hoe of het met het leger staat. Als gij daar een jam merlijken toestand vindt, als de opgewekte geest en ijver verdwenen zijn, als mismoedigheid en verbittering overal heerschen, waaraan anders is dat te wijten dan aan uwe proeven van wetgevend en organiseerend talent? Als in de plaats van eene edele, broederlijke gezindheid, de hatelijke eerzucht een diep spoor nalaatals in plaats van mannelijke veerkracht, eene doffe wanhoop gemoed en geest ver vult, waaraan is dat anders te wijten dan aan die proeven? In uw arbeid schuilt, zoo al niet het kwaad, dan toch de kern van het kwaad. Het geheele leger ziet met brandend verlangen het oogen- blik te gemoet, waarop die arbeid zal mogen worden herzien. Vol gaarne wil het met onbegrensde liefde en zelfverloochening zich wijden aan zijne moeilijke bestemming, moedig en onbaatzuchtig strijden en worstelen, dulden en lijden; maar men bevrijde het van de nacht merrie, die het op de borst ligt, de ademhaling belet, de rust ver jaagt en, duistere en fantastische spookgestalten scheppende, het bloed in de aderen doet stilstaan en verstijven; men bevrijde het van de on zekerheid der positie van het officierscorps. De Oostenrijksche militaire courant „Die Vedette" van de jaren 1873 en 1874 bevatte herhaaldelijk ontboezemingen, die op het voor gaande neerkwamen. Zij mochten een geest van overdreven critiek, van ontmoediging, van wantrouwen een geest die kwaad sticht en verzwakt verraden, zij teekenden den geest van het o fficierscorps. Was het verstandig, dien geest te minachten? 41 DER

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 650