650 sten genieten, en worden de troepenofficieren als asschepoetsters be handeld. Het is geen bewijs van innerlijke kracht van een leger wanneer de officieren van het hoofdwapen Trochu noemde de In fanterie la reine des batailles in het besef worden opgevoed, dat zij eigenlijk de minsten onder de broederen zijn. Geen beter bewijs voor het bestaan van dat besef dan hetgeen de pers openbaar heeft gemaakt en men in de laatste jaren zoo te velde als daarbuiten heeft, kunnen ontwaren. Wij zullen ons beheerschen en niet duidelijker worden, ten einde de, overigens onverdiende, beschuldiging te ontgaan, dat we ons in personenquaestiën begeven. Maar men dwinge ons niet tot détails, want dan zouden we moeten gaan bewijzen. Ons is het bekend, dat de schrijver van de hierboven in den „Militairen Spectator'' eerst besproken pennevrucht een hoofdofficier was, die zijne opleiding aan de Militaire Academie heeft genoten. „Het'doet pijnlijk aan" zegt de Hollandsche criticus zelfs „wanneer men leest: „Prenons notre courage a deux mains, en laat ons onbe schroomd vooruitgaan, na het publiek te hebben gewaarschuwd, dat de schrijver werkelijk infanterist is, en dus zijne bekwaamheden niet boven het peil reiken van die, welke aan officieren van dit wapen worden toegekend."" Kan het nederiger, bescheidener? Heeft de geachte schrijver daarmede zijn wapen eene dienst bewezen Terecht zeide dan ook zijn Hollandsche wapenbroeder: „dat hij zijne beschei denheid niet zóó ver behoeft te drijven." Juist. „Het is waarlijk alsof wij nog leefden in den tijd der wetenschappelijke wapens en in de dagen, waarin van den officier der infanterie niets anders werd geëischt dan de kennis der reglementen." Sedert in Indië examens worden afgenomen voor de Krijgsschool in Nederlandhebben de officieren der Infanterie getoond, dat zij, ook op wetenschappelijk terrein, de minsten onder de broederen niet zijn. Keen, het is onge oorloofd, een wapen zoo te dec.lineeren, wanneer men de eer heeft te behooren tot een leger, dat infanteristeu heeft voortgebracht als Baaff, Vermeiden Krieger77. J. J. L. De StuersElout, MiddelsRoeps Van der HartDe Br aim. Van Swieten en anderen, zegt de Hol landsche wapenbroeder met recht. Yan waar dat verschijnsel? De Hollandsche criticus wijt het aan ons legerbestuur. „Doch ook hierin kunnen wij het Indisch legerbestuur niet van schuld vrij spreken,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 657