651
en hetgeen wij thans zullen aanvoeren, strekke ten bewijs dat het
verschijnsel werkelijk in het Indische krijgswezen en niet slechts bij
een enkel persoon te huis behoort." De criticus schreef dit en het
volgende in 1871. „Te Meester Cornelia bestaat eene inrichting,
even als er thans drie in Nederland bestaan t. w. eene te Kampen,
eene te 's Bosch en eene te Maastricht, voor de opleiding van onder
officieren der infanterie tot officier bij hun wapen. In Nederland,
waar de examens belangrijk zwaarder zijn dan in Indië, wordt het
onderwijs geheel door officieren der infanterie gegeven, terwijl te
Meester Cornelis een officier der artillerie als onderwijzer aan de mili
taire school is verbonden. Men schijnt dit in Indië zeer natuurlijk
te vinden en men erkent op die wijze stilzwijgend zijne inferioriteit.
Wij echter vinden het alles behalve natuurlijk, en houden ons over
tuigd, dat er in Indië genoeg bekwame infanteristen zijn te vinden
om te Meester Cornelis den artillerie-officier te vervangen. We zou
den ze zelfs zonder moeite bij name kunnen aanwijzen. Is het In
disch legerbestuur van eene andere meening, dan wordt het hoog tijd
ernstige maatregelen te nemen om het peil van kennis onder de of
ficieren der infanterie te doen rijzenzoo niet, waarom hun dan eene
tekortdoening opgelegd, die nadeelig op hun zelfvertrouwen moet
terug werken"? Wij zullen geene andere voorbeelden opnoemen, in
welk opzicht men in vroegeren en lateren tijd de Infanterie heeft
laten gevoelen, dat zij „de minste onder de broederen" moest zijn;
maar dat dit zoo is, zullen wij, zoo noodig, aantoouen; moge het
evenwel niet noodig zijn!
Genoeg zij het, medegedeeld te hebben, onder welk besef, sedert
vele jaren, de Infanterie van dit leger gebukt gaat en wie daartoe
direct of indirect hebben medegewerkt, d. z. zij, die als de voorgangers
van dat wapen moesten worden beschouwd, de mannen, die de be-
teekenis van het wapen hoog moesten opheffen. Laat ons geene
hoofd- en andere officieren van andere wapens beschuldigen, die tijdelijk
gezag en macht over dit wapen hebben uitgeoefend; laat ons stil
staan bij het verschijnsel, dat we hierboven in het wapen der In
fanterie zelf geconstateerd hebben. De diagnose der ziekte, waaraan
het officierscorps der Infanterie lijdt, is zoodoende gemaakt. Mogen
wij ons vergist hebben, men toone ons dit aan.