654 leeft, neemt dus plaats daarin. In zijne organisatie en wetgeving vindt men de gebreken terug van de organisatie en wetgeving, ten gevolge van het stelsel van bestuur, door Nederland aan Indiê geschon ken in zijne gelederen vindt men, even als onder de civiele amb tenaren en particulieren, mensehen, die daarvan de nadeelen als de voor- deelen hebben ondervonden. De laatsten keuren niet af, de eersten keuren te veel af; chacun pour soi et Dieu pour tous, zeggen dezenhet Neder- landsch volkskarakter wil dat, zoo lang het nog niet Indisch is gewordenen dat het Indisch wordt, is niet de schuld van Indiê noch van het Nederlandsche volk, dat niet weet, wat er in Indiê gebeurt, maar alleen van de Nederlandsche regeering, die Indiê geheel afhankelijk maakt van de inzichten van enkele personen in Nederland. In dat stelsel van bestuur is zeker verbetering gekomen ten voor- deele van Indiê; men behoort echter te weten, wat onder verbetering moet worden verstaan. De tijdgeest, gesteund door het onderwijs, heeft die verbetering van de regeering afgeperst; men meene niet, dat zij zonder moeite, zonder strijd, verkregen werd; stoom en electriciteit waren zijne bondgenooten. Geene regeering is tegen die machtige factoren op den duur bestand. Zij kan niet tegen den stroom opgaan zij zal nog meer moeten toegevener zullen voor Indiê nog vele verbe teringen te wachten zijn; men oefene nog wat geduld uit en leve niet te snel. Hij, die den toestand van Indiê over de laatste twin tig jaren onpartijdig beschouwt, zal moeten erkennen, dat de toestan den in de kolonie veel gewijzigd zijn. De geschiedenis van elk land toont hare perioden, waarin de toestanden meer stationair zijn, dan weer zich met rassche schreden wijzigen. Het proces dier wijzigin gen moet, zoo wel in de goede als de slechte beteekenis, zijn toppunt van ontwikkeling bereiken; men noemt dat de crisis. Alles laat zien, dat Indiê en Nederland die crisis tegemoet gaan; wij mogen veronderstellen, dat binnen eenige jaren groote veranderingen ten goede of ten kwade van Indiê zullen komen. Het leger zal daarvan ook de vruchten plukken. Maar men bewere niet, dat de eer daarvan toekomt aan hen, die haar beleven zullenwel hun, die haar hebben voorbereid. En die voorbereiding dateert niet van heden of gisteren. Klachten van jaren herwaarts moesten herhaaldelijk worden geuit, alvorens men overtuigd scheen, dat verbetering wenschelijk was. Die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 661